Hoe Maurice de Hond bijdraagt aan de aanval op de rechtsstaat

Maurice de Hond hield een peiling over de politieke representativiteit van rechters en de publieke opinie daarover. Ik ben geen statisticus, maar het is wel mijn werk om kritisch naar maatschappelijke vraagstukken te kijken. En volgens mij schort er nogal wat aan dit onderzoek.

In een eerste staafdiagram toont De Hond dat er een bijna omgekeerd evenredig verband bestaat tussen 1) de mate waarin men het eens is met de uitkomst van de Urgenda-zaak en 2) de vraag in hoeverre men vindt dat de rechter hiermee “op de stoel van de politiek” is gaan zitten. Okee.

Zijn rechters politiek gemotiveerd? Een volgend diagram (ontleend aan onderzoeken van Reformatorisch Dagblad en Vrij Nederland) toont hoe de stemkeuze van magistraten correspondeert met de samenstelling van de Tweede Kamer. Niet-respondenten worden voor het gemak niet meegerekend.

Maar daar zit een probleem: op het onderzoek van Vrij Nederland (de gele balk) heeft slechts een kwart van de aangeschreven magistraten gereageerd. Een dergelijk laag aantal respondenten leidt tot een statistisch weinig representatieve uitkomst. Het aantal respondenten bij het Reformatorisch Dagblad is onbekend.

Nu is het niet ondenkbaar dat juist magistraten vinden dat zij uit arbeidsethische overwegingen niet mogen meedoen aan een onderzoek dat hen onder andere vraagt naar hun politieke voorkeur (het onderzoek van Vrij Nederland was overigens breder opgezet). Maar dat terzijde.

Deze kritische analyse laat overigens zien dat er mogelijk ook het nodige schort aan de uitvoering en presentatie van het onderzoek door Reformatorisch Dagblad. (de website van het dagblad is vandaag offline in verband met de zondagsrust).

Maar (en dat brengt ons tot de beperking van dergelijk statistisch onderzoek) zelfs al zouden deze cijfers representatief zijn, dan nog wordt de zaak hier inhoudelijk omgedraaid. Je zou namelijk ook de vraag kunnen stellen waaróm veel magistraten niet bijvoorbeeld op de PVV stemmen.

Dat blijft deels speculeren, maar één antwoord ligt voor de hand. De Nederlandse Orde van Advocaten hield in 2017 een vergelijkend onderzoek naar de rechtsstatelijkheid in de verkiezingsprogramma’s van de (op dat moment) grootste partijen.

Daaruit blijkt dat met name rechts-populistische partijen in hun programma’s veel voorstellen deden die niet verenigbaar waren met de basale principes van de rechtsstaat. En laat het naleven en toetsen van die principes nu net een verantwoordelijkheid zijn van diezelfde magistraten.

De conclusie dat (quelle surprise!) een onevenredig groot deel van de rechters op D66 in plaats van PVV stemt, is vergelijkbaar met de stelling dat een verrassend klein deel van de slagers in Nederland vegetariër is. Het verklaart niks, als je niet kijkt naar de dieper liggende oorzaak/motivatie.

Dat brengt ons bij de volgende staafdiagram, waar wordt vergeleken hoe stemmers van verschillende partijen reageren op de vraag of men denkt dat “de politieke voorkeuren van rechters doorklinken in – sommige – van de vonnissen.”

Mijn probleem zit ‘m in de vraagstelling. Je moet wel een héél naïef begrip van de materie hebben om te geloven dat gerechtelijke uitspraken nóóit worden beïnvloed door het wereldbeeld van magistraten. Toevoeging van het woord “sommige” maakt de vraag eigenlijk betekenisloos.

Tot slot wordt dan de vraag aan het panel voorgelegd of er meer moet worden gedaan om de rechterlijke macht een afspiegeling te laten zijn van de electorale verhoudingen. Opvallend is dat met name PVV/FvD-stemmers vinden van wél.

De opeenvolging van vragen en diagrammen suggereert dat hier wordt toegewerkt naar een coherent en samenhangend standpunt. Maar is dat zo? Ik denk van niet.

De grap is namelijk dat dezelfde groep die enerzijds klaagt dat rechters in de Urgenda-zaak te veel “op de stoel van de politiek” zijn gaan zitten, anderzijds óók vindt dat politieke representativiteit een grotere factor moet worden in de rechtspraak. Dat lijkt me tegenstrijdig.

Nu kan men natuurlijk stellen dat De Hond moeilijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor die tegenstrijdigheid. Hij peilt immers slechts “de mening” van respondenten? Maar hij doet méér: dit is wel degelijk een interventie in een politiek debat!

Door creatief of onvolledig om te springen met cijfers en vragen opzettelijk vaag te formuleren, draagt hij bij aan de articulatie en zichtbaarheid van een politiek standpunt dat inhoudelijk incoherent is en getuigt van een beperkt/verkeerd begrip van rechtsstatelijkheid.

Hier komt dan de politiek filosoof in mij aan het woord: in plaats van met cijfertjes te goochelen, zou men beter kunnen inzetten op een normatief debat over de verhouding tussen politiek en rechtspraak. Is een grotere politieke representativiteit in de rechterlijke macht wenselijk?

Een dergelijk normatief debat zou mensen dwingen om coherent te argumenteren en de implicaties van hun eigen standpunt te doordenken. De kans bestaat niet alleen dat dit leidt tot betere inzichten – het voorkomt ook dat volslagen onzin als een valide standpunt wordt geaccepteerd.

Mathijs van de Sande

(Dit artikel verscheen eerder als een draad op Twitter)

Reactie van een lezer: ” Het zijn professionals, hun politieke voorkeur is net zo relevant als die van cardiologen is: nul.”

Reactie daarop van Mathijs van de Sande: “Dat zou het in ieder geval moeten zijn. Nu vallen daar natuurlijk kanttekeningen bij te plaatsen. Want kunnen wetten wel apolitiek zijn (volgens mij niet), en zijn rechters de facto altijd apolitiek (ook dat denk ik niet – er is mijns inziens ook veel sprake van klassenjustitie). Maar dat wil niet zeggen dat men daarom moet pleiten voor een soort politieke aanstelling van rechters (en dat is hier in wezen het geval). In tijden van groeiend extreem-rechts is rechtsstatelijkheid een principe om te verdedigen (zelfs voor critici van dit bestel, zoals ik).”