De angst voor een zwarte redder

Wie ook met gestrekt been tegen de aanstelling van Simons als columnist inging was Marcel van Roosmalen. In een buitengewoon zuur stuk stak hij de draak met haar dans kwaliteiten om daarna de rest van zijn column te wijden aan haar zogenaamde gebrek aan intelligentie. De helft van zijn column is een bericht van Simons op Facebook waarin ze deelt dat ze een nieuwe columnist voor de VIVA is geworden. Als een werkelijke taalnazi maakt hij een punt over interpunctie in een Facebook bericht en vergeet terloops zijn eigen redacteur bij de NRC te bedanken voor het opschonen van zijn eigen teksten. Hij zet taal in om Simons niet alleen voor dom wicht uit te maken, maar ook als inherent niet Nederlands. Een uitsluitingstactiek wat al jaren wordt gebruikt op journalistieke opleidingen en door redacteuren om de Nederlandse schrijverswereld opvallend wit te behouden. Het stuk eindigt hij met het belachelijk maken van het feit dat schrijvers voor dag, week en maandbladen in Nederland overwegend wit zijn. Een feit dat door zijn eigen krant onderzocht is en kennelijk nog steeds niet genoemd mag worden of als positieve discriminatie richting witte schrijvers gekarakteriseerd mag worden. Door het niet te noemen kan je dat ook nooit aanpakken en veranderen. Van Roosmalen noemt slechts het feit dat Simons andere schrijvers werk ontneemt. Wat uit beide columns naar voren komt is dat ze boos zijn dat een zwarte vrouw een baan heeft gekregen die zij volgens hen niet verdient. Van Roosmalen en Witteman zijn boos dat Simons nu een columnist is terwijl ze geen schrijversachtergrond heeft. Maar zijn ze ook zo boos op cabaretier Youp van het Hek? Of op televisiemaker Wilfried de Jong? Ik heb zelf nog niets voorbij zien komen waarbij die twee witte mannen worden afgebrand op het feit dat ze een andere creatieve achtergrond hebben dan uitsluitend schrijver.

Quinsy Gario in De angst voor een zwarte redder (Roetinheteten)