Pleinbezettingen en het anarchisme: een interview

Actiebord "Humanity Before Profit" bij Occupy London (foto: Garry Knight)
Actiebord “Humanity before profit” bij Occupy London (foto: Garry Knight).

In 2011 werd de wereld overspoeld door een golf van protest. Mathijs van de Sande schreef zijn doctoraatsthesis, getiteld “Prefiguration(s): Philosophical Reconstruction of a Repertoire of Political Change”, over de vraag hoe we deze gebeurtenissen vandaag moeten interpreteren. Hoog tijd dus voor een gesprek over de gebeurtenissen uit 2011 en over een van de grote spelers in deze revoluties, het anarchisme.

De bezetting van de publieke ruimte

Laten we teruggaan naar het jaar 2011. In 2011, tijdens de Arabische Lente, is de wereld geconfronteerd met een nieuwe vorm van politiek protest, de pleinbezetting. Wat hield deze vorm van politieke organisatie en protest in en hoe heeft deze zich verspreid over heel de wereld?

Dit interview met Doorbraak-activist Mathijs van de Sande verscheen eerder in twee delen (1, 2) op de Belgische website Mondig. We bedanken interviewer Lorenzo Buti voor de toestemming om het hier over te nemen.

Wat pleinbezettingen betreft – de pleinbezetting van het Tahrirplein in Caïro is het meest in het oog springende voorbeeld – denk ik niet dat de Arabische Lente per se moet worden gezien als het begin van een nieuwe vorm van politiek. Het bezetten van openbare ruimte, straten, pleinen of gebouwen is een van de oudste strategieën ‘in het boek’. Ook de poging om in de eigen manier van organisatie een soort alternatief te formuleren op de bestaande realiteit is niet een nieuwe vorm van politiek. Dit werd ook op verschillende manieren gedaan door radicale bewegingen in de negentiende en twintigste eeuw.

Maar het is wel zo dat de pleinbezettingen in de Noord-Afrikaanse en Midden-Oosterse regio’s heel zichtbare en sterke exponenten waren van dergelijke vormen van politiek. Opeens werd de hele wereld geconfronteerd met een bepaalde vorm van politiek die op een aantal punten volstrekt anders is dan wat we over het algemeen onder politiek verstaan. Deze werden een symbool voor een alternatieve manier van denken over politieke verandering, anders dan hoe daar in de mainstream over wordt gedacht.

De bezetting van het Tahrirplein heeft in de afgelopen jaren bijzonder veel radicale bewegingen over de wereld geïnspireerd. Het was ook een voorbeeld van een verzet dat wel degelijk tot regime change heeft geleid. In Egypte is men er – in ieder geval in eerste instantie – in geslaagd om een dictatoriaal regime dat decennialang aan de macht was op de knieën te krijgen. Dat is een bevestiging geweest voor activisten over heel de wereld dat dit een vorm van politiek is die niet alleen spreekt tot de verbeelding, maar ook kan leiden tot significante politieke verandering.

In dat opzicht denk ik wel dat er iets nieuws is aan de recente opkomst van de bewegingen in het Midden-Oosten en later in Europa, in de nasleep van de Arabische Lente – overigens een term waar men in die regio lang niet altijd tevreden mee is. In de nasleep van de Arabische Lente zijn dergelijke pleinbezettingsbewegingen snel opgekomen in de rest van de wereld, waar het Tahrirplein in Egypte, Pearl Roundabout in Bahrein, en Tunesië als belangrijke inspiratie werden aangeduid. Dit gebeurde bijvoorbeeld in Spanje, in Griekenland en ook in Israël – een voorbeeld waar men het vandaag veel minder over heeft.

In je eigen onderzoek interpreteer je deze pleinbezettingen als een vorm van prefiguratieve politiek. Wat betekent deze term?

De notie prefiguratie wordt op verschillende manieren gedefinieerd. Oorspronkelijk is het een term die komt uit de traditie van de bijbelse exegese, waar men op zoek gaat naar gebeurtenissen of personages in het Oude Testament die een soort voorafspiegeling vormen voor gebeurtenissen of personages in het Nieuwe Testament. Het offer van Isaak, bijvoorbeeld, was een prefiguratie van het offer van Christus.

In de radicale traditie wordt de term prefiguratie gebruikt sinds de jaren 1970, op verschillende, maar vergelijkbare wijze. Prefiguratie wordt hier gebruikt om te beschrijven hoe activisten, voor ze daadwerkelijk systemische verandering afdwingen, proberen om in de eigen vormen van organisatie en politieke praktijk een soort afspiegeling te geven van het alternatief dat ze zouden willen realiseren. Soms wordt dit als een ethische term gebruikt, met betrekking tot de keuzes die activisten maken in het dagelijks leven of in persoonlijke verhoudingen. In feministische theorie wordt het dan weer veel gebruikt om erover te spreken hoe men binnen een beweging zelf bepaalde vormen van masculiniteit en seksisme in vraag kan stellen.

Maar de term wordt ook gebruikt met referentie naar de vraag hoe een beweging als zodanig georganiseerd moet worden. In dat geval is het idee vooral dat een revolutionaire beweging zou moeten proberen om niet alleen de bestaande orde te bestrijden, maar ook het soort instituties op te zetten die, wanneer een bepaalde revolutie tegen een bestaande orde succesvol is, in staat zou moeten zijn om haar te vervangen. Hoewel men de term prefiguratie toen nog niet gebruikte, was dit een belangrijk idee in de syndicalistische en anarchistische bewegingen in de negentiende eeuw. “To build a new society in the shell of the old”, zoals dat wordt genoemd: het idee dat je al het soort instituties kan vormen die niet alleen dienen om de staat of het kapitaal te bestrijden maar uiteindelijk ook een soort blauwdruk kunnen vormen voor een alternatieve politieke en economische structuur die haar na een revolutionaire omwenteling zouden kunnen vervangen.

Ten slotte zie je dat in recentere theorie over de alterglobalistische beweging de term prefiguratie de connotatie krijgt van een meer substantieel begrip van democratie. Daar verwijst hij bijna niet alleen naar een bepaalde strategie, maar ook naar een concreet substantieel beeld van hoe een democratische samenleving eruit zou moeten zien, bijvoorbeeld met specifieke vormen van consensus-gerichte besluitvorming bij grote groepen, of het organiseren in comités, raden-achtige structuren of in assemblee-vorm. Dit laatste zien we ook terug bij de pleinbezettingsbewegingen.

Ik heb in mijn proefschrift geprobeerd om te laten zien hoe die term van groot belang is als je wilt begrijpen wat er significant was aan de recente pleinbezettingsbewegingen. Maar we zouden tekort schieten als we een van de lezingen van prefiguratie zouden laten prevaleren op andere. Ik heb er dus bewust voor gekozen om geen sluitende definitie van prefiguratie te geven die bepaalde gebruiken van de term uitsluit, juist omdat ik denk dat bepaalde interpretaties van deze term elkaar veronderstellen. De strategische lezing (die zich de vraag stelt hoe je een beweging opbouwt) en de morele lezing veronderstellen bijvoorbeeld het idee dat prefiguratie een meer substantieel idee van democratie inhoudt. Ik heb geprobeerd om deze elementen te behouden, om zo te laten zien dat je prefiguratie kan benaderen als een soort repertoire met een langere geschiedenis en met verschillende invloeden, die we in de vorm van de recente pleinbezettingen kunnen terugzien.

De revolutie en de dag erna

Een gangbare kritiek op de pleinbezettingen is dat zij niet hebben geleid tot tastbare successen op de langere termijn. Occupy is bijvoorbeeld een beweging die een aantal weken of maanden heeft bestaan, maar die dan opnieuw is verdwenen zonder directe successen te hebben geboekt. Hoe biedt jouw onderzoek een andere interpretatie?

Waar ik geïnteresseerd in ben, is in eerste instantie de vraag hoe deze bewegingen in de praktijk, in de bezette ruimte van deze pleinen, een soort miniatuurversie van een samenleving vormen en een alternatief beeld presenteren aan zichzelf en het publiek van hoe een radicaal andere samenleving eruit zou kunnen zien. Ik denk dat deze ervaring, het prefigureren van zo’n alternatief, ook inherent waardevol is. Het reduceren van de pleinbezettingen tot een middel dat uiteindelijk moet leiden tot een concreet doel, gaat veel te kort door de bocht, omdat men dan voorbijgaat aan het feit dat zo’n prefiguratieve ervaring voor veel mensen ook een intrinsieke waarde heeft.

Natuurlijk, dat wil niet zeggen dat men alleen maar probeert een soort symbolisch alternatief op het status quo te construeren. Men probeert op zo’n bezet plein ook wel daadwerkelijk iets te veranderen. Men probeert ook om, zoals in Egypte, een regime op de knieën te dwingen, of op langere termijn de basis te vormen voor een nieuwe radicale beweging. Dat laatste is misschien meer wat de Occupy-bewegingen probeerden te doen. Die hadden, denk ik, geen illusies over het op de knieën dwingen van Wall Street, maar die zagen dat wel als een soort eerste stap naar een grotere beweging. Men heeft dus wel degelijk op de langere termijn radicale doelstellingen. Maar als men daar niet in slaagt, kunnen we deze hele experiëntiële en experimentele ervaring niet zomaar negeren. Mijn poging is te kijken naar wat die activisten doen op zo’n plek en wat daar de zin van is. Het is een pleidooi om dat meer te gaan doen.

Welke rol zie jij toebedeeld aan prefiguratieve politiek in het proces van grootschalige sociale verandering?

Volgens mij zijn er dat twee. Ten eerste zou je je in theorie kunnen voorstellen dat een beweging als Occupy erin had kunnen slagen om vanuit Zuccotti Park in New York een netwerk aan vergelijkbare bewegingen op te bouwen in heel Amerika, misschien zelfs in de hele wereld. Zo had deze een structuur kunnen uitbouwen waarmee ze concrete problemen kon oplossen die veel mensen aan den lijve ondervinden. In zekere zin is dat ook gebeurd met Occupy Sandy, waar na de orkaan Sandy in 2012 er uit de Occupy-beweging een hele structuur is opgebouwd om die mensen te gaan helpen. Anderzijds had Occupy een soort alternatieve publieke ruimte en structuren kunnen creëren die het mogelijk maakt voor mensen om controle te nemen over hun eigen leef- en werkomgeving.

Achteraf beschrijven sommige Occupy-activisten dat dit was wat ze idealiter hadden willen behalen; dat hun beweging zich als het ware als een soort olievlek zou kunnen uitspreiden en op die manier een alternatieve structuur zou kunnen creëren op basis waarvan men een aantal van de politieke instituties die we nu hebben overbodig had gemaakt. Dat is natuurlijk lang niet zo makkelijk als sommigen van deze activisten zich hadden voorgesteld. Dat is vooral in theorie een leuk idee (lacht). In praktijk zijn er weinig voorbeelden van hoe dat succesvol is gedaan. Er zijn kleine successen geboekt op dat vlak, in Istanbul na de Gezi Park-beweging, en in sommige Spaanse steden heeft men assemblee-netwerken gecreëerd. Die zijn uiteindelijk toch verdwenen om allerlei redenen, maar er zijn dus wel dit soort pogingen gedaan in verschillende delen van de wereld.

Ten tweede – en realistischer – is het verschillende pleinbezettingen wellicht wel gelukt om een soort discursieve inbreuk te bewerkstelligen. Door publieke ruimte te bezetten en te gebruiken als een aangelegenheid om een alternatief beeld te articuleren van hoe een andere wereld eruit zou kunnen zien, en daar een voorbeeld van te zijn, heeft men wel op allerlei manieren mensen doen beseffen dat alternatieven mogelijk zijn. Bovendien heeft men mensen doen beseffen dat er bepaalde tegenstellingen in de samenleving bestaan die niet altijd benoemd werden.

Neem het voorbeeld van “We are the 99%”, de belangrijke slogan van de Occupy-beweging. In de Verenigde Staten wordt vandaag nog vaak gerefereerd aan het idee van de 99%, door mensen waarvan je je kunt afvragen of zij voor 2011 überhaupt in termen van klasse spraken over tegenstellingen in de samenleving. Op deze wijze heeft Occupy bepaalde elementen kunnen bieden die hebben geholpen met het articuleren van een contra-hegemonisch discours.

De pleinen zijn misschien ontruimd  en de activisten zijn naar huis gestuurd, opgepakt of in bepaalde delen van de wereld nog erger dan dat, maar dat wil niet zeggen dat het beeld dat ze daar gecreëerd hebben verloren is. Op allerlei manieren zijn de recente pleinbezettingen nog op ons netvlies gebrand, hebben zij geleid tot nieuwe inzichten, nieuwe termen, nieuwe “signifiers” in onze politieke taal.

Het verwerkelijken van de vrijheid

Op welke manier bewerkstelligt prefiguratieve politiek volgens jou een alternatieve ervaring van tijd en ruimte?

In de moderne wereld denken we over tijd als een soort meetbare lijn van elkaar chronologisch opeenvolgende momenten, een tijd die we als zodanig ook kunnen kwantificeren. Ik denk dat we de pleinbezettingen kunnen interpreteren als inbreuken in deze chronologisch doorlopende tijd. Walter Benjamin stelt dat revolutionaire ogenblikken door de geschiedenis heen in zekere zin met elkaar samenvallen. Je moet deze niet begrijpen als verschillende momenten die door tijd en ruimte van elkaar gescheiden worden, maar als incarnaties van elkaar. Daarom proberen revolutionairen typisch de tijd stil te zetten. Een voorbeeld dat Benjamin noemt is dat men tijdens de revolutie van 1830 in Parijs probeerde de kerkklokken stil te zetten door erop te schieten. Het idee was dat de chronologische tijd – de lege tijd zoals Benjamin die noemt – doorbroken wordt.

Je kan op deze wijze ook kijken naar de prefiguratieve protestbewegingen, juist als pogingen om te zeggen: we gaan ons niet alleen maar afvragen wat er morgen moet gebeuren, we gaan nu de tijd stil zetten en in het hier-en-nu nadenken over politieke verandering. Niet alleen dat, maar wat we in het hier-en-nu doen is ook in wezen hetzelfde als wat revolutionairen in het verleden elders ter wereld ook hebben gedaan. Ik was in 2011 in Londen bij Occupy London Stock Exchange, waar je dit goed zag. Daar hing een naambordje aan de muur dat helemaal opgemaakt was als een Londens straatnaambordje, maar daar stond “Tahrir Square” op. Zij zeiden: “In zekere zin staan wij nu dichter bij de revolutionairen in Caïro dan bij de bankiers hier om de hoek.” Op die manier gaven zij volgens mij uitdrukking aan het idee dat wat zij in Londen deden op een bepaalde manier heel veel te maken had met wat revolutionairen in Egypte deden.

We kunnen dit dus interpreteren als een poging om een chronologische tijd te doorbreken en in het hier-en-nu een alternatief voor te stellen; en in die zin om ook in het hier-en-nu vrij te zijn. Je komt dat niet enkel tegen bij Benjamin, maar ook bij Hannah Arendt. Vrijheid, zegt Arendt, is niet zozeer een duurzame conditie die politiek gerealiseerd moet worden, waar je voor moet vechten en wat je op een gegeven moment hebt bereikt. Vrijheid is iets dat geïmpliceerd is in politiek handelen zelf. Het moment dat je in de praktijk nieuwe publieke ruimten vormt waarin mensen zich actief kunnen engageren met het politieke proces, dat is het verwerkelijken van vrijheid.

Ik ben een aantal jaar geleden naar Egypte geweest en heb daar gesproken met revolutionairen die daar op dezelfde manier over dachten. Op het moment dat al-Sisi (1) in 2014 zijn machtspositie aan het consolideren was, werd het voor iedereen duidelijk dat het helemaal de verkeerde kant op ging. Maar men zei tegelijkertijd ook: “De ervaring van Tahrirplein, dat kunnen ze ons nooit meer afnemen, ook al krijgen we allemaal de doodstraf. Die ervaring die hebben we, die wordt daar niet minder waardevol door. Dat revolutionaire moment wordt daar niet minder waardevol door.”

Men moet dat natuurlijk niet romantiseren, maar men denkt wel veel te veel na over revolutionaire praktijk in instrumentele termen. De vraag is of dat de enige manier is om erover te denken. Ook al zijn alle nuances die je daar vanuit een meer instrumentalistisch perspectief over kan maken legitiem tot op bepaalde hoogte. Natuurlijk, de voor de hand liggende weerlegging is: “Maar we willen toch echt iets veranderen, en we willen ook winnen op een zeker ogenblik. Je wil toch niet vijf minuten vrij zijn om daarna opnieuw in de shit te belanden.” Die kritiek is legitiem en belangrijk, denk ik, maar behoeft tegelijkertijd ook wel enige nuancering.

De lessen van het anarchisme

In jouw onderzoek ga je een uitgebreide discussie aan met sommige anarchistische denkers, zoals Michail Bakoenin en Peter Kropotkin. Wat is vandaag de relevantie van het anarchisme?

Voor een deel ligt die relevantie precies in wat we eerder besproken hebben. Het idee van prefiguratieve verandering is namelijk geïmpliceerd in het denken van sommige anarchisten, met name in dat van Bakoenin.(2) Bakoenin is natuurlijk de bekende anarchistische tegenhanger van Marx in de Eerste Internationale. Een deel van dat conflict tussen Marx en Bakoenin ging over de vraag: kan je politieke verandering bewerkstelligen met middelen die op geen enkele manier lijken op het doel dat je er uiteindelijk mee wil realiseren? Is de staat bijvoorbeeld een instrument dat we kunnen gebruiken om uiteindelijk een staatloze en klasseloze samenleving te realiseren, of juist niet? Daar verschilden die twee sterk over van mening. Bakoenin zei dat we effectiever zijn door in het hier-en-nu als beweging al een embriotische vorm te zijn van de alternatieve samenleving die we willen bereiken. In dit opzicht is de hele prefiguratieve logica al in het denken van Bakoenin geïmpliceerd. Marx, op zijn beurt, stelde voor om bepaalde vormen van politieke organisatie, zoals staatsmacht, te gebruiken die op geen enkele manier vergelijkbaar waren met het ideaalbeeld dat uiteindelijk gerealiseerd zou moeten worden.

Je ziet echter dat prefiguratie in Bakoenins denken nog meer een negatieve inspiratie had. Bakoenin erkent ook dat we helemaal geen gedetailleerd idee kunnen vormen van wat communisme eigenlijk zou zijn. De bestaande structuren van het kapitalisme en de gecentraliseerde staat beperken ons begrip van hoe een radicaal alternatief er uit zou kunnen zien. Maar we kunnen wel hypothetisch een beeld vormen van wat dat alternatief zou kunnen zijn en op basis daarvan dat beeld in de praktijk experimenteel prefigureren.

Iets later, in het denken van Kropotkin (3), vind je veel meer het idee dat de structuren van een revolutionaire beweging ook daadwerkelijk de bestaande orde kunnen vervangen. Dit proces is dus niet alleen maar experimenteel. In de alternatieve wijzen waarop we ons organiseren, op werkplaatsen, in vakbonden, in lokale organisaties enzovoort, kan je al het alternatief zien dat uiteindelijk de bestaande orde op allerlei mogelijke manieren zou kunnen vervangen, net omdat deze gebaseerd zijn op idealen als wederzijdse hulp, communisme, etc. Een van Kropotkins voorbeelden is de kustwacht in Engeland, wat in die tijd vrijwilligersorganisaties waren. Kropotkin zag dus een soort historische blauwdruk in dat soort organisaties voor een post-kapitalistische samenleving.

De vraag is in hoeverre dat nu nog steeds van belang is. Ik denk dat anarchisme veel hiaten heeft in een hedendaagse context. Dit is meer een politiek statement dan een filosofisch statement, maar persoonlijk ben ik niet per se gehecht aan dat soort negentiende-eeuwse terminologie. Ik weet niet of het zo belangrijk is om anarchisme te promoten als traditie. Maar er zijn wel bepaalde visies over politieke verandering uit het anarchisme die vandaag de dag kunnen worden toegepast op bestaande protestbewegingen. We zien dat het anarchisme een belangrijke inspiratiebron is voor verschillende revolutionaire protestbewegingen. Het anarchisme heeft bijvoorbeeld een invloed op de Koerdische beweging in Rojava, via het werk van Murray Bookchin.(4) Een vergelijkbaar voorbeeld is de Zapatista-beweging uit de jaren negentig. Zij hebben een deel van het anarchistische denken in de praktijk gebracht. Hetzelfde zou je kunnen zeggen over delen van Occupy en de Indignados. Als je deze bewegingen wil begrijpen, dan denk ik dat een zeker begrip van de anarchistische traditie door de negentiende en twintigste eeuw wel elementair is.

Wat betreft de vraag wat we kunnen leren van anarchisten, zijn dat wat mij betreft twee dingen. Het belangrijkste is dat de anarchistische traditie al van het begin intersectioneel is, zoals dat nu wordt genoemd. Het anarchisme heeft altijd geweigerd om onderdrukking of uitbuiting te herleiden tot één specifieke bron. Het anarchisme heeft altijd onderkend dat er verschillende vormen van uitbuiting en onderdrukking bestaan die elkaar op allerlei manieren aanvullen, op elkaar inwerken of van elkaar afhangen, maar niet tot elkaar te reduceren zijn. Anarchisten hebben bijvoorbeeld altijd geweigerd, in ieder geval theoretisch, om de staat slechts te zien als een middel van het kapitaal, of andersom alles te reduceren tot politieke machtsverhoudingen.

In dit opzicht denk ik dat we ook in hedendaagse discussies, bijvoorbeeld over racisme, wel degelijk iets kunnen leren van de anarchistische traditie. Er is een probleem wanneer we doen alsof alle problemen één oorsprong hebben en dus ook één analyse impliceren waarmee we alle problemen kunnen verklaren en oplossen. Het anarchisme is een van de weinige radicale tradities die altijd heeft gezegd dat er verschillende vormen van uitbuiting en onderdrukking zijn.

De tweede les, die nauw samenhangt met de eerste les, is dat sociaal-economische gelijkheid een belangrijk streefdoel is, maar niet exhaustief mag zijn voor wat een radicale beweging moet willen. Communisme is meer dan enkel sociaal-economische gelijkheid, maar heeft ook betrekking op de controle over je eigen leef- en werkomgeving. Er moet dus een belangrijk democratisch element zitten in onze benoeming van wat er mis is met deze wereld. We moeten oppassen dat we niet alles reduceren tot vraagstukken van armoede of uitbuiting. Er moet ook worden gestreden voor de mogelijkheid om politiek als iets te kunnen zien dat daadwerkelijk plaats heeft in je eigen werkomgeving en je eigen leven en waar je zelf een rol in kan spelen. Dat is een belangrijke motivatie voor veel hedendaagse bewegingen, en is ook altijd heel bewust een motivatie geweest in de anarchistische traditie.

Politiek zonder de staat?

Ik zou denken dat de activisten in de pleinbezettingen zouden vertellen dat een derde les van het anarchisme is dat de staat geen gepast, of exhaustief, instrument is voor politieke verandering?

Ja, dat is ook zo. Ik denk ook dat dat een belangrijke conclusie is geweest voor mensen die zich engageerden in die bewegingen. Maar dat is uiteindelijk ook wat ik bedoel, dat de inbreuk die politiek activisme kan maken in het leven van mensen toont dat men zich direct politiek kan engageren. Dit in plaats van democratie alleen maar te zien als iets dat veraf in een anoniem en steriel parlement leeft. Dat is volgens mij een van de belangrijkste redenen van wat de pleinbezettingen zo significant maakt. Men was niet alleen bezig met gezaghebbers of bedrijven vragen om sociaal-economische verandering of iets dergelijks, maar ook met het terugnemen van macht en het opnieuw toegankelijk maken van politiek.

Dit idee kan dus passen onder de tweede les van het anarchisme?

Inderdaad. Wat dat betreft is een belangrijk aspect van veel van die bewegingen dat als we iets willen veranderen, we het niet moeten vragen aan anderen, maar we het op onszelf moeten nemen.

Sta jij over het algemeen sceptisch tegenover electorale strategieën om tot een meer emancipatorische samenleving te komen, zoals progressieve bewegingen achter Bernie Sanders of Jeremy Corbyn proberen te doen?

Dat is een moeilijke. Ik denk dat het anarchisme ons veel leert over activisme en over politiek in het algemeen, maar dat wil niet zeggen dat ik alle morele standpunten van het anarchisme onderschrijf. Dit is er waarschijnlijk eentje van. Ik denk niet dat electorale democratie kan helpen in het bewerkstelligen van revolutionaire politieke verandering. Wat dat betreft ben ik het eens met de bekende slogan dat “op het moment dat verkiezingen echt iets zouden veranderen, ze al lang verboden waren”. Ik denk dat dat in essentie wel waar is. Maar aan de andere kant kan ik me voorstellen dat een van de manieren waarop uiteindelijk uit dergelijke pleinbezettingen iets kan voortkomen is dat mensen met hun ervaringen en prefiguratieve experimenten op zak proberen andere podia te bestormen.

Ik weet dat er veel kritiek is op de politieke partijen die dat doen. In Spanje is Podemos een partij die deels heeft geprobeerd om het potentieel dat de Indignados gecreëerd hebben te gebruiken. Veel van de meer anarchistisch geïnspireerde Indignados zijn daar heel kritisch op. Persoonlijk vind ik dat we daar niet te moralistisch over moeten zijn. Zo’n beweging komt op z’n eind, en mensen gaan vervolgens proberen om iets anders te doen met de mogelijkheden die daar gecreëerd zijn.

Ik denk dus dat de argumenten die gebruikt worden om electorale opties te weerleggen vaak moralistisch zijn. Zij stellen bijvoorbeeld dat je verplicht bent om trouw te blijven aan de principes van de pleinbezettingen, of dat je deze bewegingen die al verdwenen zijn, instrumentaliseert. Een van de noties van prefiguratie waar ik wel heel kritisch op ben in mijn proefschrift is precies prefiguratie als een moreel begrip, wanneer men het heeft over een radicale consistentie tussen doel en middel: het idee dat alles wat we doen volledig consistent moet zijn met wat we uiteindelijk willen bereiken. Ik denk niet dat dat de meest vruchtbare wijze is om na te denken over prefiguratieve politiek.

Om terug te komen op het vraagstuk van de representatieve democratie. Ik ben enerzijds sceptisch over de mogelijkheden die het biedt. Anderzijds denk ik dat dat geen a priori reden is om op het moment dat de mogelijkheid zich aanbiedt om het via die piste te proberen, om dat per definitie af te sluiten. Strategisch gezien zie ik daar geen enkele reden voor. De electorale weg kan bijvoorbeeld de discursieve inbreuk die een pleinbezettingsbeweging heeft bewerkstelligd dieper maken en uitbreiden. Je ziet bijvoorbeeld dat Bernie Sanders dat doet. Je kan verschillende kritieken hebben op wat hij doet, en ik keur ook niet alles wat hij doet goed. Maar in zekere zin ent hij zich op een aantal van de dingen die Occupy heeft gerealiseerd en probeert hij dat bewustzijn te verdiepen. Bijvoorbeeld dat klassenverschillen wel degelijk een probleem zijn in dat land. Ik denk niet dat hij dat zonder Occupy had kunnen doen.

Mathijs van de Sande studeerde filosofie in Nijmegen en promoveerde in 2017 in de politieke filosofie aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte te Leuven. Tussendoor was hij gastonderzoeker aan de University of Brighton (2011) en The New School for Social Research in New York (2015). Sinds 2016 doceert hij (politieke) filosofie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Tevens is hij lid van de linkse basisorganisatie Doorbraak.

Lorenzo Buti is mede-oprichter van Mondig. Hij is master in de economie aan de KU Leuven en master in de Europese studies aan de London School of Economics. Hij werkt in het academiejaar 2017-2018 een master in de wijsbegeerte (KU Leuven) af.

Noten
1. Abdel Fattah al-Sisi is de huidige president van Egypte.
2. Michail Bakoenin (1814-1876) was een Russisch anarchistisch denker en revolutionair. Zijn bekendste werk is “God en de Staat” (circa 1871).
3. Peter Kropotkin (1842-1921) was een Russisch anarchistisch denker en revolutionair. Een van zijn bekendste werken is “De verovering van het brood” (1892).
4. Murray Bookchin (1921-2006) was een Amerikaans anarchist en ecologist.