Uitbreiding preventief fouilleren: verdere aantasting van grondrechten

Preventief fouilleren.
Nieuwe wetgeving gaat het voor burgemeesters mogelijk maken om per direct veiligheidsrisicogebieden aan te wijzen waarin iedereen op bevel van een officier van Justitie of hulpofficier door de politie gefouilleerd mag worden. Verder mag de politie volgens de voorliggende wetgeving ook iedereen fouilleren die naar het politiebureau vervoerd wordt. Mensen die gearresteerd zijn, of in bewaring in een politiecel zitten, kunnen voortaan net als gedetineerden onderzocht worden aan het lichaam, en zelfs in het lichaam. Om tot een dergelijke uitbreiding te komen worden delen uit de Gemeentewet, de Wet Wapens en Munitie en de Politiewet aangepast.

De bestaande wetgeving is gericht op “voetbalwedstrijden of andere grootschalige evenementen en gebiedsaanwijzingen van langere duur, waarbij sprake is van voorzienbare openbare ordeverstoringen als gevolg van de aanwezigheid van wapens, op basis van een patroon van wapengerelateerde incidenten of andere vormen van geweld in het verleden”.

Burgemeesters kunnen nu een veiligheidsrisicogebied aanwijzen, als ze daartoe gemachtigd zijn door de gemeenteraad via de plaatselijke verordening (APV). Na aanwijzing van het veiligheidsrisicogebied kan de officier van Justitie (OM) dan het bevel voor een fouilleeractie geven. De politie moet dan wel eerst een schriftelijke onderbouwing geven. Dat wil zeggen dat er gegevens over eerdere incidenten en resultaten van eerdere preventieve fouilleeracties moeten worden verstrekt. Het bevel van de officier moet schriftelijk worden gegeven. Veiligheidsrisicogebieden kunnen al in grote delen van Nederland worden aangewezen, meestal voor een periode van een half jaar of een jaar. Want op aandringen van de regionale beheersdriehoeken van OM, politie en burgemeester is de APV van veel gemeenten aangepast. Overigens vaak zonder dat er aanwijzingen voor toekomstige ordeverstoringen zijn, dus onder het motto van “je weet het maar nooit”. De overheid heeft kennelijk maar weinig vertrouwen in haar ‘onderdanen’, maar rekent ondertussen wel op het blinde vertrouwen van diezelfde burgers, zo blijkt uit de plannen. Preventief fouilleren is overigens ook al mogelijk bij “terroristische dreiging” in de volgende aangewezen gebieden: het Binnenhof, Schiphol, Borssele, het Mediapark Hilversum en de centrale treinstations van de vier grote steden.

Eenvoudiger en sneller

Omdat de huidige wetgeving door de politie als “onnodig bureaucratisch” wordt ervaren, moet het volgens de nieuwe regels allemaal eenvoudiger en sneller. Naast preventieve fouillering in voor langere tijd aangewezen gebieden, kunnen voor kortere duur (tot 12 uur) op basis van incidenten (“eenmalig wapenincident”, “dreigende sfeer”) veiligheidsrisicogebieden worden aangewezen waarin per direct mag worden gefouilleerd. De politie is daarbij ook bevoegd tot het doorzoeken van auto’s en bagage en het openmaken van verpakkingen. Daarnaast wordt het mogelijk om preventief te fouilleren in gebieden waar een noodverordening geldt. Dat kon tot nu toe dus alleen als in de APV de mogelijkheid tot het aanwijzen van een veiligheidsrisicogebied was opgenomen. Een veiligheidsrisicogebied kan voortaan altijd simultaan met de noodverordening worden aangewezen. Dat kan bijvoorbeeld bij voetbalwedstrijden, maar ook bij andere “situaties waar sprake is van wanordelijkheden en oproerige beweging c.q. de vrees voor het ontstaan daarvan”. De Nederlandse overheid maakt het zich hier wel erg makkelijk, en doet zo tegelijkertijd een verkapte aanval op de demonstratievrijheid zoals die officieel in Nederland geldt. Immers, wanneer is er sprake van een ‘terechte’ vrees voor wanordelijkheden? De politie hoeft hiervoor vooraf in ieder geval geen enkele onderbouwing te geven. Het bevel voor de fouilleeractie mag bovendien door de officier van Justitie mondeling worden gegeven. Maar het kan nog gemakkelijker: ook een hulpofficier van Justitie, dat wil zeggen een hogere politiefunctionaris, mag zo nodig het bevel geven, ook mondeling. Op deze manier ontbreekt elke controle en ontstaat er zelfs een mogelijkheid dat de politie eigenmachtig gaat handelen en achteraf door de burgemeester gedekt wordt. Die hoeft alleen achteraf een verantwoording voor de actie te geven, een verantwoording die dan in alle rust en samenwerking met de politie kan worden opgesteld. De nieuwe regelgeving doet zo een wel heel groot beroep op het vertrouwen van de burger in de integriteit van politiefunctionarissen en overheid. Die integriteit is echter vaak zoek: zo functioneerden tientallen hogere politiemensen van de politiekorpsen in Kennemerland, Twente en Noord-Brabant jarenlang onbevoegd als hulpofficier.

Aanpassingen Politiewet

Ook mensen die door de politie worden gearresteerd of ingesloten, en naar het politiebureau worden vervoerd, kunnen eerder te maken krijgen met fouillering. De politie krijgt namelijk in die gevallen een standaardbevoegdheid tot fouillering. Daarbij hoeft er geen sprake meer te zijn van een concrete dreiging. De politieagent kan naar eigen goeddunken handelen. Op het politiebureau kan onderzoek aan of in het lichaam worden gedaan, in het laatste geval door een arts of verpleegkundige. Daarmee kan elke arrestant aan dezelfde vernederende praktijken worden onderworpen als nu al het geval is voor gedetineerden.

Om in aanmerking te komen voor fouillering hoeft men echter niet eens verdacht te zijn: de aanhoudingsfouillering kan namelijk ook worden gebruikt bij “personen die in het kader van de hulpverleningstaak naar het politiebureau worden gebracht”. Het zal daarbij vaak wel gaan om opgedrongen ‘hulp’ aan daklozen of dronken mensen. Zelf om hulp van de politie vragen met het bijkomende risico om als een gevaarlijke verdachte te worden behandeld, klinkt niet erg aanlokkelijk.

Het had nog erger gekund

Ook dat blijkt uit de Memorie van Toelichting (MvT) bij de wetsvoorstellen. Het is een conclusie die niet als geruststelling mag dienen, maar wel als een waarschuwing en aanwijzing dat het ongegrond is om vertrouwen in de overheid te hebben voor wat betreft de grondrechten van ‘haar’ burgers. Het oorspronkelijke wetsvoorstel uit 2002 van de CDA-er Wim van de Camp gaf burgemeesters te allen tijde een eigenstandige bevoegdheid om preventief fouilleren in te stellen. Op advies van de Raad van State kregen de gemeenteraad en het OM ook een rol, wat resulteerde in de huidige wetgeving.

Toch werd in het kader van de aankomende wetgeving de eigenstandige bevoegdheid van de burgemeester onderzocht, ook voor gebiedsaanwijzingen voor langere tijd. Dat stuitte echter op een gebrek aan “democratische legitimiteit”. Een algehele standaardbevoegdheid van de politie om kofferbakken te doorzoeken werd niet opgenomen vanwege verwachte problemen met het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Kenmerkend voor het respect van dit kabinet voor deze rechten is de kennelijke afwezigheid van een eigen afweging op ethische gronden. Preventief fouilleren op alle treinstations en fouilleren om drugs te vinden, werden slechts afgewezen op praktische gronden.

In de MvT wordt een vergelijking gemaakt met de praktijk van preventief fouilleren in Groot-Brittannië op grond van de Terrorism Act 2000. Onder deze wetgeving is sinds 2001 preventief fouilleren mogelijk in heel Groot Londen. Het EHRM heeft daarop grote kritiek wegens het ontbreken van controle tegen misbruik en van een noodzakelijkheidscriterium, het continu verlengen van de gebiedsaanwijzing en de ongelimiteerde toepassing ervan. Natuurlijk springt de Nederlandse wetgeving er dan voordelig uit, maar het is veelzeggend dat er een vergelijking moet worden gemaakt met “antiterrorismewetgeving”om tot die conclusie te komen. En het is hoe dan ook appels met peren vergelijken.

Tenslotte is er ook gekeken naar de mogelijkheden van gerichte fouillering. Dat gebeurt al, maar mag niet plaatsvinden op grond van “slechts één uiterlijk kenmerk”, zoals huidskleur, nationaliteit, afkomst of religie. Het mag volgens de MvT wél op grond van een combinatie van deze kenmerken, door “daderprofielen” te gebruiken. Doordat deze vaak overlappen kan er in de praktijk toch sprake zijn van discriminatie van bepaalde groepen. Bovendien kan volgens de MvT gericht fouilleren van groepen toch plaatsvinden door “zorgvuldig” de plaats en het tijdstip van de fouilleeractie te kiezen. Ook hier zoekt de regering weer het randje op van wat volgens nationale en internationale verdragen en wetten mogelijk is. En toont ze een duidelijke minachting voor de grondrechten van ‘haar’ burgers.

Meer openlijk discriminerend was het voorstel van Leefbaar Rotterdam uit 2010 om Antillianen zonder aanleiding altijd te mogen fouilleren. Vanuit de politie bestaat er “geen behoefte” aan het vastleggen van criteria voor gericht fouilleren: het heeft er dus alle schijn van dat men liever de vrije hand houdt bij toepassing en zich het liefst zo min mogelijk wil verantwoorden. Nog bonter maakt de VVD het: op de website van de VVD stelde de huidige staatssecretaris van Justitie Fred Teeven in 2010 dat preventief fouilleren “overal en altijd” moet zijn toegestaan. Wie dacht dat liberalisme iets met vrijheid van doen had, komt bij de VVD dus bedrogen uit. Het voorstel kreeg maar weinig handen op elkaar. Zelfs de JOVD-voorzitter Martijn Jonk gebruikte in dit verband de term “politiestaat”.

Draagvlak en verzet

Preventief fouilleren is een aantasting van onze grondrechten om ons overal vrij te bewegen zonder inmenging van de overheid. Dat is een belangrijke vrijheid. Toch is het verzet tegen preventief fouilleren gering te noemen. Waarschijnlijk spelen subjectieve gevoelens over onveiligheid daarbij een belangrijke rol. Die worden ook voortdurend aangewakkerd door de media, die geen seconde onbenut laten om te laten zien hoe onveilig het in Nederland wel niet is. Toch lijkt de overheid te beseffen dat ze voorzichtig moet handelen om de kritiek op preventief fouilleren klein te houden. De houding van de burgers tegenover preventief fouilleren wordt voortdurend gemeten via enquêtes. Daaruit blijkt steevast dat ‘de burger’ er in grote meerderheid positief tegenover staat, al moet worden aangetekend dat de onderzoeken tamelijk vrijblijvend van aard zijn en de vragen vaak naar het gewenste antwoord leiden. Zo worden de fouilleeracties consequent als wapencontroles aangeduid, waarbij de associatie met vuurwapens al snel komt bovendrijven. In de meeste gevallen gaat het bij de gevonden wapens echter om schroevendraaiers, scharen, aardappelschilmesjes en dergelijke. Uit de onderzoeken kan ook worden afgeleid dat een grote meerderheid van de mensen zich niet veiliger voelt door de fouilleeracties en dat het draagvlak ervoor fors afneemt als mensen er vaker mee te maken krijgen. Maar dat kunnen, zoals al bleek, dus specifieke groepen mensen zijn. Dat helpt ook om het verzet tegen preventief fouilleren klein te houden.

Lopend onderzoek van Bureau Beke en het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement COT, dat door de MvT wordt aangehaald, kan ook in dat licht worden beschouwd. De onderzoeken beschrijven een ontwikkeling van grootschalige naar minder, kleinschaliger en meer gedifferentieerde acties. Die ontwikkeling leidt eigenlijk al onvermijdelijk tot de selectie van specifieke groepen en dus tot discriminatie. De overheid stelt dan wel dat de fouilleeracties aselectief zijn, maar de selectie heeft mogelijk daarvoor al plaatsgevonden door een “zorgvuldige” selectie van tijd en plaats.

Koos Kuijt