De verantwoordelijken voor de oorlog tegen Indonesië

De ministers in de regeringen uit de jaren 1945-1949 die de beslissingen namen om die oorlog te voeren, werden niet alleen toen gesteund door hun partijen, hun politieke nabestaanden doen dat nog steeds. Geen van die partijen heeft in de voorbije decennia dat oorlogsbeleid zelfkritisch veroordeeld. Evenmin hebben zij ooit de 350 jaar bezetting en uitplundering van het Indonesische volk door Nederlandse imperialisten veroordeeld. Die houding maakt de partijen tot medeplichtigen van de plunderaars en moordenaars. De oorlog die Nederland in 1945 tegen Indonesië begon, werd gevoerd door een regering die bestond uit ministers van de Katholieke Volkspartij (KVP), Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en Vrijzinnig Democratische Bond (VDB). De premier was W. Schermerhorn, toen nog lid van de VDB, later PvdA, en de vice premier/minister van Sociale Zaken was de SDAP-er W. Drees (later PvdA). Deze regering begon in juni 1945, trad af in juli 1946 en werd opgevolgd door de regering Beel die bestond uit ministers van de PvdA en KVP. Beel (KVP) regeerde tot augustus 1948 met alleen de PvdA, gevolgd door de regering Drees premier/Van Schaik tot maart 1951. Er zaten ministers in van KVP, PvdA, CHU (Christelijk Historische Unie) en VVD (Volkspartij voor Vrede en Democratie). De houding van de CPN (Communistische Partij van Nederland) was dubbelzinnig. Enerzijds, de wens van Stalin dat Indonesië niet onafhankelijk mocht worden uit vrees dat het land onder Amerikaanse invloed zou raken met alle mogelijke gevolgen voor de machtsverhoudingen in de Stille Oceaan. Anderzijds, de arbeidersaanhang van de partij was voor het allergrootste deel voor de onafhankelijkheid van Indonesië. Die arbeiders herinnerden zich maar al te goed de oude leus “Indonesië los van Holland nu” die de partij sedert 1938 op verzoek van Moskou niet meer gebruikte. Bovendien wilde de CPN graag in een regering komen en stelde zich daarom zo ‘bonafide mogelijk’ op. Op 15 mei 1945 maakte partijleider Paul de Groot in een grote vergadering in het Concertgebouw in Amsterdam de politiek van de partij duidelijk: “Wij zijn tegen onafhankelijkheid van Indonesië, omdat het levenspeil van de Nederlandse arbeiders zal dalen als Indonesië onafhankelijk wordt”; genoteerd door de schrijver van deze regels die de bijeenkomst bijwoonde; daarna telde de toen nog “Waarheidsbeweging” een lid minder. Helaas trapten ook CPN-jongeren in het argument van de partij dat Indonesië van de Japanners bevrijd moest worden. Zij werden oorlogsvrijwilliger in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. Zelfs door middel van advertenties in het partijdagblad De Waarheid werden maandenlang vrijwilligers geronseld. Het was bedrog, want een volkomen onervaren Nederlands legertje zou geen enkele kans maken tegen het geoefende en sterk bewapende Japanse leger. Nog daargelaten dat de Nederlandse militairen niet eens aan land konden komen zonder de daarvoor benodigde middelen. De speculatie was dat na de Japanse capitulatie Nederlandse militairen klaar zouden staan om op te treden tegen eventuele opstandige bewegingen van de Indonesische bevolking.

Maurice Ferares in De verantwoordelijken (Solidariteit.nl)