Esoterisme studies en extreem-rechtse academische netwerken

Boek dat Pasi publiceerde bij de extreem-rechtse uitgeverij Ares Verlag.

Tenminste sinds de jaren negentig verspreiden academische netwerken die banden hebben met nieuw-rechts en neo-fascisme de ideeën van auteurs als Julius Evola, Alain de Benoist en Alexander Dugin. Hun gemeenschappelijke basis is het esoterisme zoals dat wordt opgevat door traditionalistische extremisten. Door samen te werken met vooraanstaande extreem-rechtse uitgevers en groeperingen blijven zij hun respectievelijke ideologieën aanvaardbaar maken in academische kringen, maar zij zijn ook een symptoom van een breder verzet tegen een vermeende “linkse mainstream” en de heropleving van extreem-rechtse politiek. Deze activiteiten worden vaak genegeerd, ontkend of gebagatelliseerd. Het wordt tijd dat academici ze serieuzer nemen.

Esoterie heeft mij altijd enorm gefascineerd, vooral de Kabbala. Het was om deze reden dat een vriend en ik wilden deelnemen aan de enige grote opleiding over esoterie, de Westerse Esoterie MA aan de Universiteit van Amsterdam. We konden niet weten dat onze poging om meer informatie over het programma te verzamelen zou uitmonden in de ontdekking van extreem-rechtse politieke tendensen die van veel groter belang zijn dan onze aanvankelijke interesse in het programma. Ik wil deze ontdekking delen omdat ik me zorgen maak over de politieke ontwikkelingen in een wereld waar ik heel graag onderdeel van zou willen uitmaken: de academische wereld. Ik maak me zorgen omdat extreem-rechtse activiteiten niet serieus genoeg worden genomen, vooral wanneer ze een lange voorgeschiedenis kennen, waar niemand moeite in lijkt te willen steken om te onderzoeken, zelfs niet wanneer ze tot uitbarsting komen in actuele debatten over nieuwe onderzoeksmethoden. Dat is de reden waarom ik nu actie onderneem. In die zin is mijn stuk ook een oprechte oproep aan oudere academici om deze kwesties veel serieuzer te nemen, of misschien beter gezegd: om er naar te handelen.

Het Engelse origineel van deze tekst vind je hier. You can find the English original of this text here.

Mijn vriend en ik hebben maandenlang geprobeerd om contact op te nemen met professoren en andere meer ervaren mensen om ons bewijsmateriaal te verifiëren en te bespreken wat ermee kan worden gedaan. We kregen ofwel geen antwoord – of we kregen te horen dat deze informatie juist en belangrijk is, maar toch gebeurde er niets – of in het meest extreme geval werden onze zorgen weggewuifd met onaannemelijke excuses, zoals ik hieronder zal laten zien. Ook werd ons gevraagd om rechtstreeks contact op te nemen met de respectievelijke rechtse personen. Toen ik besloot om mij meer in het onderzoek over dit alles te verdiepen, was de reden in feite dat ik de personen in kwestie met concrete bewijzen wilde confronteren. Deze bewijzen werden echter zo uitgebreid en zo sterk dat ik ervan overtuigd raakte dat deze informatie openbaar moest worden gemaakt. Tijdens mijn onderzoeken en contacten met academici heb ik te veel tactieken van afleiding, uitvluchten en gaslighting gezien.

Het begin van mijn vreemde reis was heel onschuldig. Toen we leerden over het MA-programma in Amsterdam, lazen mijn vriend en ik literatuur van de professoren, gewoon omdat we nieuwsgierig waren. Toen we de publicaties van professor Marco Pasi bekeken, zagen we dat hij publiceerde bij de extreem-rechtse uitgeverij Ares Verlag, dat behoort tot de extreem-rechtse uitgeverij Leopold Stocker Verlag. Beide drukken fascistische, antisemitische, racistische, xenofobe, vrouwenhatende, nationalistische en andere literatuur van dat soort. Stocker Verlag werd in 1917 opgericht in Graz, Oostenrijk, en publiceerde volksnationalistische, antisemitische, nationalistische en pro-Nazi, pro-fascistische literatuur. Deze tendensen zetten zich voort na de oorlog, toen de uitgever boeken drukte zoals die van David Irving, de bekende Shoa ontkenner. In 1999 publiceert Stocker het tijdschrift “Neue Ordnung” (“Nieuwe Orde”), dat de extreem-rechtse en antisemitische elementen van de uitgeverij nog versterkt. In de woorden van het Oostenrijkse “Dokumentationsarchiv des österreichischen Widerstandes”:

“De Neue Ordnung bevat onkritische of positieve uitspraken over de ideologische grondslagen van het fascisme (volksnationalisme, elitisme, de opbouw van een organische staat – vergelijkbaar met de ideologie van de “volksgemeenschap”) en haar verzet tegen democratie, individualisme en liberalisme, alsmede nationalistische tot ‘revisionistische’ opvattingen over de geschiedenis met betrekking tot de onderwerpen Auschwitz en dwangarbeiders. Individuele bijdragen zijn onder meer het propageren van antisemitische en racistische rancune en het kleineren van minderheden.”

De “Neue Ordnung” werd aangeduid als “een centraal orgaan om bruggen te slaan naar extreem-rechts”. Erbij zaten onder meer auteurs als Björn Clemens, Götz Kubitschek, Martin Lichtmesz, Alexander Markovics (“Identitäre Bewegung” en “Compact”-auteur), Philip Stein, Angelika Willig en Martin Wiesberg (tot 2017 hoofdredacteur bij Stocker, en hij schrijft ook voor de extreem-rechtse tijdschriften “Sezession” en “Junge Freiheit” en is betrokken bij het extreem-rechtse “Institut für Staatspolitik”).

Nadat Stocker meer en meer onder vuur kwam te liggen, besloot men een nieuwe dochteruitgeverij op te richten, Ares Verlag, dat eveneens in Graz gevestigd was. Terwijl Stocker vooral publiceerde over landbouw, folklore en andere traditionalistische, conservatieve zaken, was het doel van Ares om zich te concentreren op extreem-rechtse en extremistische literatuur – een veel explicieter en offensiever programma, zoals de vernoeming naar de god van de oorlog ook aangeeft. Sinds 2004 gaf men “Neue Ordnung” uit en men radicaliseerde in die tijd verder door het opnemen van nieuwe extreem-rechtse auteurs, bijvoorbeeld Alain de Benoist en publicaties van “Antaios Verlag” van Kubitschek. Andere titels zijn: Wolf Rüdiger Heß (“Ich bereue nichts”/”Ik betreur niets”, 1994), Walter Marinovic (“Diktatur des Hässlichen”/”Dictatuur van het lelijke”, 1995), Volkmar Weiss (“Die IQ-Falle. Intelligenz, Sozialstruktur und Politik”/”De IQ-val. Intelligentie, sociale structuur en politiek”, 2000), Karlheinz Weißmann (“Alles, was recht(s) ist”/”Alles wat recht(s) is”, 2000), John Philippe Rushton (“Rasse, Evolution und Verhalten”/”Ras, evolutie en gedrag”, 2005 … dit boek categoriseert mensen als “blank”, “negroïde” en “mongoloïde”), Armin Mohler (“Die Konservative Revolution in Deutschland 1918-1932″/”De conservatieve revolutie in Duitsland 1918-1932”, 2005), Caspar von Schrenck-Notzing (“Charakterschwäche. Die Re-education der Deutschen und ihre bleibenden Auswirkungen”/”Karakterzwakheid. De heropvoeding van de Duitsers en haar resterende effecten”, 2015), Paul Eward Gottfried (“Multikulturalismus und die Politik der Schuld”/”Multiculturalisme en de politiek van schuld”). Andere boeken prijzen de nazi-legers en stellen hun verantwoordelijkheid voor het uitbreken van de oorlog ter discussie, terwijl meer hedendaags georiënteerde boeken gericht zijn tegen migranten, geëmancipeerde vrouwen, postmodernisme en al het kwaad van een democratisch naoorlogs Europa. U begrijpt het wel.

Ares Verlag is een van de centrale extreem-rechtse uitgeverijen in de Duitstalige landen, en haar activiteiten waren in volle gang toen Pasi er in 2006 zijn boek publiceerde. Op de auteurspagina van Ares stelt Pasi zich voor als Amsterdamse hoogleraar en secretaris-generaal van de European Association for the Study of Religion (EASR). Gealarmeerd door deze connectie van de EASR met een dergelijke uitgeverij, waarvan ik dacht dat die ook de EASR zou alarmeren, nam ik contact op met de huidige secretaris-generaal en na een vergadering van hun bestuur kreeg ik het antwoord dat zij op de hoogte waren van connecties tussen esoterische milieus en rechts-extremisme, maar dat het gebruikelijk was dat geleerden in de studie van religies zich “inlaten” met de groepen die zij onderzoeken. Dat zou niet betekenen dat zij hun standpunten delen. Pasi had “enorm veel” bijgedragen aan EASR en zij zien geen grond voor de beschuldigingen.

Mijn bezorgdheid komt echter niet voort uit het feit dat Pasi onderzoek doet naar extreem-rechts en zich met deze groeperingen “inlaat”, maar uit het feit dat hij decennialang aan deze groeperingen en uitgevers heeft meegewerkt en bijgedragen, er actief lid van is geweest en er heeft gepubliceerd. Ik heb zelf antisemitisme onderzocht en ben geen antisemiet. Ik ben me bewust van het verschil. Maar ik heb ook nooit enige reden gezien om gedurende tientallen jaren vriendschappelijk samen te werken met antisemitische groepen en personen, om te publiceren in antisemitische uitgeverijen en tijdschriften. De volgende details en verbanden zullen duidelijk aantonen dat dit geen toeval is. Ik vind het onjuist en gevaarlijk om dit af te wijzen omdat zo iemand “enorm veel” voor een vereniging heeft gedaan – ik kom op dit argument terug na het geven van details.

Pasi’s Ares-boek is een studie over “Aleister Crowley en de verleidingen van de politiek”: een expliciet politiek onderwerp, geschreven door iemand die zelf verklaart een expert te zijn op het gebied van politiek. De plaats van publicatie kan nauwelijks een vergissing zijn van iemand die niet in politiek geïnteresseerd is (en zelfs dat zou zeer moeilijk te geloven zijn). Dit blijkt verder uit de omstandigheden: het boek, dat een Duitse vertaling is van Pasi’s doctoraalscriptie, heeft een nawoord van H.T. Hakl, een bekend lid van extreem-rechtse netwerken die in Graz gevestigd zijn, zoals de uitgevers Ares en Stocker. Hakl publiceerde ook bij de neo-nazistische uitgeverij Grabert Verlag en schrijft onder andere voor het extreem-rechtse tijdschrift “Sezession”. Zie het artikel van Felix Schilk, “Heroismus als Weg zur Transzendenz” over Hakls lofprijzing van de fascistische auteur Julius Evola en “nieuw rechts”. Als bewonderaar en apologeet van Evola volgt Hakl een onmiskenbare politieke lijn, die niet, zoals hij beweert, louter op historische studie is gericht, maar die rechtstreeks verband houdt met het huidige politieke handelen en de “nieuw-rechtse” ideologie. Dit wordt ook besproken in Horst Junginger’s “The study of religion under the impact of Fascism” op blz. 167-169 (Junginger werd door Hakl bedreigd met juridische stappen als reactie op deze pagina’s, de eerste van verschillende gevallen die deze tactiek aantonen).

Verder werd de Engelse versie van Pasi’s boek vertaald door de zoon van de esotericus Joscelyn Godwin die ook publiceerde bij Ares en op andere extreem-rechtse plekken, en die schreef voor het Amerikaanse fascistische tijdschrift “Tyr”, waar hij samenwerkte met Michael Moynihan, een voormalige nazi skinhead en nog steeds rechts-extremist, die bijvoorbeeld het “Blood Axis” muziekproject leidt. Godwins bijdrage voor “Tyr” ging, niet verrassend, over Evola. Interessant is dat die bijdrage nog in 2019 door hem werd herzien voor het dubieuze esoterische tijdschrift “New Dawn” en leest als een Evola-apologie en regelrechte verering. Telkens weer distantieert Godwin Evola van het fascisme en impliceert hij dat hij “de principes van het ware rechts” vertegenwoordigde. Het is niet te ontkennen dat Evola’s ideeën in feite racisme, nationalisme, vrouwenhaat, antisemitisme, enzovoorts, omvatten, dus dat kan alleen maar betekenen dat die in Godwins ogen legitiem deel uitmaken van het “ware rechts”. Zijn andere bijdragen zien er niet veel beter uit, en er kan zeker nog meer worden ontdekt. Godwin schrijft bijvoorbeeld graag over Atlantis als de oorsprong van de Arische cultuur (!), een echo van de stellingen van Herman Wirth, een nazi pseudo-wetenschapper die invloedrijk bleef in de naoorlogse periode.

Uit dit alles blijkt dat Pasi’s betrokkenheid bij Ares niet louter een ongelukkige of “naïeve” vergissing is, zoals mij werd verteld. Er is een lange geschiedenis van extreem-rechtse politieke tendensen waarmee hij zeer nauw verbonden was. Ik weet dat mensen fouten kunnen maken en dat sommige van de gebeurtenissen die ik heb ontdekt tientallen jaren geleden zijn. Maar er is nooit afstand genomen en dit alles is nog steeds aan de gang. Deze mensen werken nog steeds samen en zijn nog steeds actief in dezelfde kringen, wat het resultaat is van een langere ontwikkeling, die teruggaat tot het ontstaan van de esoterische studies.

Een informatieve bron voor dit verhaal is Hakls boek uit 2013 over “Eranos” dat zijn eigen verhaal bevat over de oprichting van het programma voor Westerse Esoterie. Op blz. 285 schrijft hij hoe de European Society for the Study of Western Esotericism is voortgekomen uit een “Palladian academy”, een bijeenkomst in een villa in Italië georganiseerd door Godwin. Daar waren onder andere Hakl, Antoine Faivre, Wouter Hanegraaff, Jean-Pierre Brach, Nicholas Goodrick-Clarke, Marco Pasi en Christopher McIntosh aanwezig. Een tweede bijeenkomst met deze mensen werd door Hakl georganiseerd in Zuid-Oostenrijk (waarschijnlijk Graz).

Laten we dat netwerk eens nader bekijken, te beginnen met Goodrick-Clarke. Een goed voorbeeld is een overlijdensbericht over hem door John Morgan van de “wit-nationalistische” uitgeverij Counter-Currents, die op haar beurt weer verbonden is met extreem-rechtse uitgevers in Europa, bijvoorbeeld met “Integral Tradition Publishing”. Het is veelzeggend om alleen maar te citeren wat Morgan goed vond aan Goodrick-Clarke, verwijzend naar Goodrick-Clarke’s boek “Black Sun”, dat in 2002 verscheen:

“Goodrick-Clarke schrijft de opkomst van wit racialisme toe aan de invoering van rassenvoorkeuren in westerse samenlevingen. Hij schrijft:

‘De discriminerende effecten van dit beleid op witten, zowel potentiële als feitelijke, heeft begrijpelijkerwijs tot enige wrevel onder witten geleid … Maar de liberale steun voor positieve actie heeft verder geleid tot een klimaat van witte schuld. De oorzaken van zwarte misdaad, drugsgebruik en bijstandsafhankelijkheid worden vaak gezocht in wit racisme. Zwart op wit criminaliteit in termen van moord, verkrachting en beroving met geweld is vele malen groter dan wit op zwart criminaliteit. De nationale media belichten echter meestal gevallen van racistische aanvallen door witten, terwijl veel berichten over zwarte criminaliteit “kleurenblind” zijn en meestal beperkt blijven tot de lokale pers. De massale oververtegenwoordiging van zwarten in het strafrechtelijk systeem, de duidelijke getuigenissen van zwarte misdaad, geweld en onderprestatie worden door de liberale media grotendeels genegeerd, of anders aangevoerd als verder bewijs van zwarte achterstand en wit racisme.’

Later in hetzelfde hoofdstuk, schrijft hij ook:

‘De vraag of de Verenigde Staten dergelijke immigranten daadwerkelijk kunnen assimileren, wordt opgeworpen door het beleid van tweetaligheid en multiculturalisme in het onderwijssysteem. Assimilatie wordt verder ondermijnd door de uitbreiding van positieve actie, oorspronkelijk bedoeld voor zwarten als gevolg van de burgerrechtenwetgeving, tot een door de overheid opgelegde discriminatie van witte Amerikanen (maar in de praktijk ook zwarten) ten gunste van immigranten uit de Derde Wereld. Het primaat van de internationale mensenrechten boven de noties van nationale soevereiniteit heeft ook geleid tot een geleidelijke uitholling van het burgerschap, waarbij aan illegale vreemdelingen bijstand, onderwijs, overheidssubsidies en zelfs stemrecht wordt toegekend. Deze kwesties zijn een bron van grote zorg voor conservatieve groeperingen in de Verenigde Staten, die geen bijzondere reden zien om de demografie van de Verenigde Staten te veranderen, gezien de volkomen onvoorspelbare gevolgen daarvan. De omvorming van de Verenigde Staten tot een “kolonie van de wereld” of een “universele natie” is zonder precedent in de moderne wereld. Vergelijkbare krachten zijn aan het werk in Europa, met name in Groot-Brittannië, waar multiculturalisme wordt bevorderd door linkse en liberale politieke agenda’s in de zoektocht naar de electorale steun van de groeiende etnische minderheden. In een recent rapport over de toekomst van multi-etnisch Groot-Brittannië wordt zelfs de vraag gesteld of het nationale epitheton “Brits” een racistisch tintje draagt.’

Dergelijke opmerkingen zouden zeker niet misstaan in Counter-Currents of andere “nieuw rechtse” publicaties, maar zijn verrassend afkomstig van het toetsenbord van een gewaardeerde universiteitsprofessor. Nog schokkender is het dat Goodrick-Clarke in de hierboven geciteerde passages Jared Taylor (meer bepaald diens boek “Paved with Good Intentions”) en Peter Brimelow (Alien Nation) aanhaalt ter ondersteuning in zijn voetnoten – bronnen die zeker de professionele dood zouden betekenen wanneer ze met instemming geciteerd zouden worden in het werk van minder gevestigde academici.

Hij besluit het hoofdstuk als volgt:

‘We kunnen niet weten wat de toekomst in petto heeft voor de westerse multiculturele samenlevingen, maar het experiment is niet goed verlopen in Oostenrijk-Hongarije, de Sovjet-Unie en Joegoslavië. De multiraciale uitdagingen in liberale Westerse staten zijn veel groter, en het is duidelijk dat positieve discriminatie en multiculturalisme zelfs leiden tot een meer diffuse vijandigheid ten opzichte van het liberalisme. Vanuit het retrospectief van een mogelijke autoritaire toekomst in 2020 of 2030, kunnen deze Arische culten en het esoterische nazisme worden gedocumenteerd als vroege symptomen van grote verdeeldheid zaaiende veranderingen in onze huidige westerse democratieën.’

Goodrick-Clarke is zo voorzichtig om zijn voorspelling van een catastrofale mislukking van de liberale democratie slechts als een mogelijkheid te formuleren, en niet noodzakelijkerwijs als een positieve, maar niettemin is het feit dat hij zelfs maar de mogelijkheid bespreekt, zeer in strijd met de gebruikelijke gemeenplaatsen uit de academische wereld over de absolute noodzaak van steeds meer diversiteit en multiculturalisme in de westerse naties.

Of Goodrick-Clarke meer sympathie had voor het milieu dat hij bestudeerde dan hij liet blijken, is nu irrelevant geworden, aangezien de conclusie van “Black Sun” alles is van wat hij in het openbaar over de zaak te zeggen had.”

Iets verderop schrijft Morgan dan: “Goodrick-Clarkes inzicht in de werkelijke problemen waar het om gaat werd voor mij verder versterkt in onze correspondentie”. Morgan beschrijft ook het lezen van een van Goodrick-Clarkes boeken als volgt: “Het boek trof me destijds als een bliksemschicht. Ik had er geen idee van dat er in Europa (in Amerika gebeurde er in die tijd weinig) een hele intellectuele traditie was ontstaan om de ideeën van het ‘ware rechts’ te verdedigen en te propageren!” … Denk aan Godwins “ware rechts”, dat deze auteurs duidelijk willen verdedigen tegen dezelfde vermeende postmodern-linkse degeneratie die door Ares Verlag en aanverwante auteurs wordt aangevallen.

Er schijnt in deze kringen een fascinatie te bestaan voor Atlantis, Hyperborea en het “Arische ras”. Godwin heeft er veel over geschreven, evenals Christopher McIntosh en andere betrokkenen. De betekenis van deze mythen voor het extreem-rechtse denken lijkt veel te maken te hebben met de nazi pseudo-wetenschapper Herman Wirth. Terwijl ik zocht naar de rol van Wirth in deze “Atlantische” kringen, stuitte ik ook op jongere esoterische activisten, zoals Jafe Arnold, die student was in Amsterdam en een discipel is van de Russische extreem-rechtse auteur Alexander Dugin. Arnold is blijkbaar nogal actief in extreem-rechtse netwerken en publiceerde, naast Hanegraaff, een artikel over Dugin waarin hij ook Wirth bespreekt en met hem hetzelfde probeert te doen als de anderen met Evola doen, namelijk hem wegvoeren van nazisme en fascisme. Arnold is echter minder geletterd en meer ideologisch beladen. Hij schrijft politieke blogs tegen migratie, de Europese Unie en aanverwante onderwerpen. Hij verdedigt openlijk Dugins “eurazianisme” en leidt de blog “Continental-Conscious“, waar hij Dugin prijst en de Servische fascistische, antisemitische traditionalist Dragoš Kalajić, die Arnold een “groot intellectueel” noemt. De blog werkt ook samen met het tijdschrift “New Dawn” waarin Godwin publiceerde. Arnolds blog en “New Dawn” propageren de geschriften van Boris Nad, die ook schrijft over Hyperborea en Atlantis. Deze activiteiten worden verder uitgebreid in het “Eurasianist archive” en “PRAV Publishing“, beide gerund door Arnold.

Een andere oud-leerling van Hanegraaff en Pasi is Jacob Senholt, die medeoprichter was van de extreem-rechtse uitgeverij Integral Tradition Publishing, die uitgroeide tot de uitgeverij Arktos, een van de belangrijkste extreem-rechtse uitgevers van vandaag. Nogmaals, alle bovenstaande links en namen komen samen in dit netwerk van “nieuw rechts”, “Alt-Right”, traditionalistische en extremistische esoterici. Voor een gedetailleerd artikel over dit netwerk, zie “The Rise of the European Far-Right in the Internet Age”.

Terugkerend naar de “stichtende liga” van de Westerse Esoterie, komt een belangrijk verband naar voren via Massimo Introvigne, die ook door Hakl wordt besproken als deel van de eerste groep onderzoekers. Introvigne is lid van een hardline traditionalistische, fascistische organisatie genaamd Alleanza Cattolica, die wortels heeft in een radicale Braziliaanse fascistische beweging genaamd “Tradition, Family and Property“. Introvigne’s CESNUR, dat onderzoek doet naar nieuwe religieuze bewegingen en nauw gelieerd is aan de European Society for the Study of Western Esotericism (ESSWE), is er nauw mee verbonden. De gelinkte website bevat veel achtergrondinformatie hierover. Het is geschreven door iemand die wraakzuchtig is, maar dat de informatie solide is, blijkt uit het feit dat Introvigne de auteur zonder succes met juridische stappen heeft bedreigd – niet omdat Introvigne de informatie onjuist noemde, maar omdat hij de website wilde sluiten wegens “schending van het auteursrecht”.

Pasi komt opnieuw in het spel voor omdat hij deel uitmaakt van hetzelfde “nieuw rechts”-netwerk en ook een Crowley-aanhanger is. Beiden zijn belangrijke schakels in de activiteiten van CESNUR en de oprichtingsgeschiedenis van de ESSWE. Een meer bizar verband is een conferentie in 1990 over Crowley waar Introvigne, Pasi en anderen spraken over “seksuele magie” en “sperma Gnosis”.

Ernstiger zijn de vele banden met de “Nouvelle Droite” en een spectrum van esoterische extreem-rechtse auteurs en activisten sinds de jaren tachtig, die op deze website zijn gedocumenteerd.

Introvigne was bijvoorbeeld lid van een “Groupe de Thèbes“, die bestond uit leiders van verschillende “Ordes”, waaronder prominente extreem-rechtsen: Christian Bouchet bijvoorbeeld was ook een prominent spreker op verschillende CESNUR-evenementen. Een andere volgeling van Crowley, die was, volgens het gelinkte artikel, een …

“… voormalig leider van de Comités d’Action Republicaines – een satellietorganisatie van de RPR – sloot deze inwoner van Nantes zich begin jaren tachtig weer aan bij de GRECE van Alain de Benoist, vervolgens bij de extreem-rechtse groepering Troisième Voie, onder leiding van Jean-Gilles Malliarakis. Een formatie die zich, ondanks haar kleine aantal aanhangers, altijd onderscheidde door haar activisme en door een discours dat zowel anti-Amerikaans als anti-Sovjet was. In juli 1991 viel de organisatie uiteen. Bouchet verliet Troisième Voie en nam een groep militanten met zich mee.

Enkele weken later richtte hij Nouvelle Resistance (NR) op, een nationaal-bolsjewistische organisatie. Zijn voornaamste tegenstander: de Verenigde Staten, de incarnatie van het kapitalistische systeem, die hij ervan beschuldigde de identiteit van de volkeren te vernietigen. Al degenen die zich verzetten tegen de Amerikaanse macht en de industriële samenleving konden dus potentiële bondgenoten worden. Een geloofsbelijdenis die ertoe geleid heeft dat NR, naast haar lopende campagnes tegen Euro-Disney en McDonald’s, infiltreert in [groepen] jonge ecologen (zie Les Événements du Jeudi #428) en het Comité voor de Opheffing van het Embargo tegen Irak (zie ibid #463). Op internationaal niveau is de organisatie verbonden met het Russische Nationaal-Bolsjewistische Front – Bouchet is persoonlijk meerdere malen naar Moskou gegaan – maar ook met een groot aantal kleine Europese ‘rood-bruine’ groeperingen die zich hebben verenigd in het Europees Bevrijdingsfront.”

Een ander voorbeeld is Thierry Roche, in 1988 voorzitter van de vereniging Kemit, een satelliet van Benoist’s GRECE. Of Jean-Pierre Giudicelli, de tweede leider van de Groupe de Thèbes, die gezag had in esoterische kringen en een sympathisant was van het pro-onafhankelijke “Front de Liberation National Corse”. Als voormalig lid van de Ordre Nouveau maakte hij tot het einde van de jaren tachtig deel uit van de neo-fascistische groepering Troisième Voie en was hij een van de helpers van het Front National in Nice na de parlementsverkiezingen van 1986. Dan is er Georges Magne de Cressac of de Belg Jean-Marie D’Asembourg die deel uitmaakte van het beschermcomité van het Russische politiek-esoterische tijdschrift “Milii Angel”. De redacteur en beschermheer van dit tijdschrift was niemand minder dan Alexander Dugin, destijds de tweede man van het Russisch Nationaal-Bolsjewistisch Front.

Het geciteerde artikel beschrijft ook een conferentie over de “Roots and Evolution of Contemporary Paganism” in Lyon (3 en 4 februari 1996), waar onder andere de extreem-rechtse Arnaud d’Apremont en Charles Antoni, Rémi Boyer en Renato del Ponte, een andere expert op het gebied van Evola, en Introvigne het woord voerden. Deze vermenging van esoterisch onderzoek, CESNUR, praktiserende esoterici, de “Nouvelle Droite” en andere extreem-rechtsen werd door Pasi verdedigd in het neo-fascistische tijdschrift “Orion”, in een artikel over “Esoterismo e nuova religiosità”, maart-april 1996, p. 51 e.v. Het ging Pasi in dat artikel om de beschuldiging dat Introvigne een uitnodiging voor de bovengenoemde conferentie zou hebben aanvaard en zo zijn wetenschappelijke ernst in gevaar zou hebben gebracht. Pasi citeerde Introvignes toespraak op de conferentie, waarin hij stelde dat het “‘niet alleen een genoegen was, maar ook een plicht’, aangezien het [recente] rapport van de [Franse parlementaire] onderzoekscommissie het neo-heidendom als sociaal gevaarlijk had bestempeld omdat het wijdverbreid was onder racistische en antisemitische rechtse kringen”. Een vreemde tactiek wanneer men zich omringt met racistische en antisemitische rechtse kringen.

Deze kringen worden nog duidelijker wanneer men kijkt naar de groep “Politica Hermetica”, die in 1985 werd opgericht en nog steeds actief is met conferenties en een tijdschrift met dezelfde naam. Pasi werd er actief in in de jaren 90, toen deze groep fungeerde als een zeer belangrijke schakel tussen esoterische groepen en nieuw rechts/Nouvelle Droite. Het belangrijkste doel was om deze te introduceren in de academische wereld. Natuurlijk promoot men Evola, Benoist, Dugin en andere gelijkgestemde auteurs. Haar uitgever L’Age d’Homme is een ander extreem-rechts platform dat, bijvoorbeeld, Servische extremisten steunde. Ik citeer een langer fragment uit “Politica Hermetica: analyse d’un laboratoire idéologique de la nouvelle Droite“:

“”Politica Hermetica” lijkt de façade te zijn van een veelvoud van benaderingen waarvan de gemeenschappelijke noemers esoterie en revolutionair en/of integraal traditionalisme zijn. Een constante lijkt te verschijnen, het is de fascinatie van sommigen en anderen voor het idee van het Europese Imperium: we vinden het bij Paul Sérant, bij traditionalistische katholieken (de zoektocht naar de verborgen monarch), maar ook bij de ‘polytheïsten’ of bij bepaalde Gaullisten. Deze opvatting van het Imperium is zeer bijzonder, omdat zij tracht het geestelijk gezag en de wereldlijke macht met elkaar te verzoenen in de persoon van de priester-koning. Men vindt dit idee terug in de geschriften van Guénon of Evola, maar ook in die van Raymond Abellio, eveneens een onderliggende en ambivalente referentie van Politica Hermetica.

Extreem-rechts en traditioneel-rechts zijn dus zeer gevarieerd, maar proberen zich te verenigen onder de imperiale vlag. Het eerste nummer zet de toon aangezien het gewijd is aan het werk van René Guénon en aan de evolutieleer, de twee tegenhangers van extreem-rechts. Hoewel deze twee hoofdstromingen verre van identiek zijn, blijkt uit dit nummer de poging om ze met elkaar te verzoenen teneinde een esoterie “van rechts gezien” en een traditionalistische politiek te herdefiniëren.

Kunnen we wat de poging betreft om de evolutionisten en de Guénoniërs samen te brengen nu werkelijk van een succes spreken? Volgens Philippe Baillet, een katholiek van nieuw rechts, vertaler en exegeet van het Evoliaanse gedachtegoed, lijkt het een mislukking te zijn. Dit standpunt moet eerder genuanceerd worden. De mislukking is vooral te wijten aan de moeilijkheid om ‘polytheïsten’ samen te brengen met christenen. De evolutie van de belangen van de vereniging Politica Hermetica kan worden bestudeerd aan de hand van haar gasten. Zo schijnt er een poging te zijn geweest tot toenadering tot de nationaal-bolsjewistische leider Alexander Dugin, die in 1992 als Russisch correspondent tot de redactie van PH is toegetreden naar aanleiding van zijn mededeling in de aan De Samenzwering gewijde bundel. Ik meen dat deze toenadering tot stand is gekomen dankzij de goede zorgen van de revolutionair-conservatieve Alain de Benoist (een medewerker van het tijdschrift). Sinds deze afgebroken toenaderingspoging schijnt er een ideologische verscherping te hebben plaatsgevonden rond een meer katholieke esoterie, misschien omdat de ontmoeting met Dugin sommige leden van de vereniging zorgen baarde of verontrustte. Hierna zien we dat de interventies zich verenigen rond thema’s die christelijke esoterici na aan het hart liggen, zoals het leven en werk van Charbonneau-Lassay, de Hieronymus van de Gouden Vallei, de jansenistische mystici, anti-vrijmetselarij en onder de sprekers vinden we de Legionair van Christus Massimo Introvigne of de dominicaan Rousse-Lacordaire.

De laatste drie jaar verschijnen er studies over Crowley, wellicht dankzij de aanwezigheid van Massimo Introvigne, auteur van werken over hedendaags satanisme, en Marco Pasi. Deze laatste, doctoraalstudent aan de EPHE en Crowley-specialist, is medewerker van Orion, een tijdschrift dat Jean-Yves Camus en René Monzat beschrijven als “het Italiaanse orgaan van het subversieve, negationistische, filo-Khomeinistische rechts, lid van de meest radicale stroming van Nieuw Europees Rechts” (Les Droites Radicales et Nationales en France, p. 297). Pasi lijkt nogal gefascineerd door de eerste teksten van Evola, toen Italiaans fascist en aanhanger van een keizerlijk en heidens Rome. “Het is niet nodig al te veel nadruk te leggen op het magisch atheïsme van Aleister Crowley” (p. 210, n°1996) verklaart hij bovendien. [Deze passage is gewijzigd op verzoek van de heer Marco Pasi. Zie zijn brief].

Het lijkt er ook op dat het misverstand tussen christenen en polytheïsten verergerd wordt door een generatieconflict dat verband houdt met de politieke interpretatie van Evola’s gedachtegoed. In het laatst verschenen nummer (1998) valt Philippe Baillet Arnaud Guyot-Jeannin aan naar aanleiding van diens interview aan Résistance. Arnaud Guyot-Jeannin leidde het Dossier H over Evola. Het is duidelijk dat Ph. Baillet niet geassocieerd wil worden met de jonge kliek van Guyot-Jeannin. Hij lijkt de politieke ommekeer van deze fascistische jeugd in “nationalistisch-revolutionairen” niet te waarderen. Christophe Boutin, van Jean-François Mayer, sluit zich bij hem aan wanneer hij deze jonge evolutionisten als “van de vrije elektronen” kwalificeert, “vandaag tot de amateurs, morgen tot de krankzinnige rand en – waarom niet? – overmorgen aan de neo-nazistische ondergrondse van Europa en elders […] Men zal ook vaststellen dat de praktijken en de stijl van de ‘vrije elektronen’ (subcultuur, belachelijke pretenties van autodidacten, ‘sloganisering’ van de ideeën, smaak voor provocatie, verwarring tussen actie en agitatie, enzovoorts) perfect beantwoorden aan de doelstellingen van de aanhangers van het ‘politiek en cultureel correcte’, maar al te gelukkig om zulke afstoters te kunnen aanduiden met de wraakzucht en het sarcasme.” (blz. 269-70). Door hen aan te vallen, wil de eerste generatie evolutionisten (Ph. Baillet, Chr. Boutin, Jean-François Mayer) niet geassimileerd worden met de politieke vooringenomenheid van de jonge neo-fascisten, schadelijk voor hun imago. Is het ook de angst om opgenomen te worden in een militante beweging die een beetje te plebejerig is? Het zijn intellectuelen die hun toevlucht zoeken in een gesloten wereld, het is de edelmoedigheid van de geest. In PH 1998 presenteren Philippe Baillet en Christophe Boutin een historiografie van de evolutiestroming in Frankrijk en leggen zij duidelijk de ‘verleidingsstrategie’ bloot die de laatste twintig jaar in academische kringen is gevolgd via Politica Hermetica.

Politica Hermetica is een weerspiegeling van de nieuwe veranderingen in nieuw rechts, haar nieuwe pogingen tot cohesie.

Zo is Arnaud d’Apremont afgestudeerd aan de EPHE-sciences religieuses [Deze passage is gewijzigd op verzoek van de heer Marco Pasi. Zie zijn brief]. Als Odinistisch polytheïst en notoir extremist heeft Arnaud d’Apremont odinistische groeperingen bestudeerd onder leiding van Jean-Pierre Laurant. In 1998 nodigde de afdeling sciences religieuses Jean-François Mayer uit (voormalig Opus Dei en daarna Evoliaan, regelmatige gast van Moon, deskundige van het Centraal Bureau voor de Verdediging in Zwitserland). Hij gaf een reeks lezingen over de “nieuwe religieuze bewegingen”. Na het succes van zijn conferenties probeerden enkele docenten van de EPHE Mayer binnen de school op te dringen door hem een nieuwe leerstoel over de genoemde nieuwe religieuze bewegingen aan te bieden. Deze poging tot inmenging lijkt te zijn mislukt. Intussen is de EPHE een van de voorposten van de CESNUR, aangezien sommige van haar docenten tot deze internationale organisatie behoren (bijvoorbeeld Régis Dericquebourg, A. Faivre, J. Baubérot, J-P. Willaime, etc.). PH zou in de sectie religiewetenschappen graag een opleidingsplaats zien voor jonge theoretici van nieuw rechts.

Politica Hermetica is ook een van de schakels om de verbanden te begrijpen die kunnen bestaan tussen nieuw rechts, “universitaire” netwerken en CESNUR, dat door anti-sectenverenigingen wordt gekwalificeerd als een extreem- rechts en pro-sectarisch bureau (cf. de waarneming van het Roger Ikor centrum). Politica Hermetica is dus niet zomaar een laboratorium van nieuw rechts, maar een echte kraamkamer van reactionairen die strijden voor een oertraditie die verder gaat dan religieuze of sektarische verschillen om te strijden tegen secularisme, atheïsme en het “links” zijn van de maatschappij…”

Men kan zien dat Introvigne een centrale rol heeft gespeeld in “Politica Hermetica”, evenals Pasi, als onderdeel van een extreem-rechtse en “Nouvelle Droite” beweging die er doelbewust op uit was invloed uit te oefenen en uit te werken in de academische wereld. En dan zijn er nog verschillende andere namen van het Franse netwerk van esotericisme-geleerden die deze duidelijke banden hebben. Het is misschien opgevallen dat hierboven verwezen wordt naar een brief van Pasi, waarin hij de auteurs van het artikel met juridische stappen bedreigt, die op hun beurt enkele passages hebben veranderd die nog steeds in de brief van Pasi worden aangehaald.

Pasi’s verweer dat er niets politieks staat in zijn artikelen die hij voor een neo-fascistisch tijdschrift schreef, is niet overtuigend. “Orion”, waar hij herhaaldelijk publiceerde, wordt omschreven als “Italiaans orgaan van subversief rechts, negationist, filo-khomeinist, lid van de meest radicale stroming van Europees nieuw rechts” (“organe italien de la droite subversive, négationniste, philo-khomeiniste, membre du courant le plus radical de la Nouvelle droite européenne”). Hoe moeilijk is het, vooral voor een kenner van de politiek, om de oriëntatie van een tijdschrift vast te stellen, zelfs wanneer men alleen maar naar dit soort omslagen kijkt:

Hier te vinden.

Hoe moeilijk is het om de oriëntatie te achterhalen van een nog actieve uitgever die titels verkoopt als deze, deze:

Hier te vinden.

… of deze? Het is relevant dat deze uitgeverij ook de Italiaanse vertalingen van Goodrick-Clarke drukt, naast nazi’s (waaronder “Mein Kampf”), neo-nazi’s, extreem-rechtse occultisten, enzovoorts.

Waarom deelnemen aan deze groepen? Waarom publiceren in dergelijke publicaties? Waarom publiceren bij Ares Verlag? Omdat men zich slechts “inlaat” met de groepen waarnaar men onderzoek doet? Zo ja, waarom dan niet de bevindingen van dat onderzoek over die groepen en uitgevers publiceren? Moeten we geloven dat het hier om een nog voortgaande undercover missie gaat? Bovendien gaat het hier immers om academische (!) groepen die als platform dienen voor extreem-rechtse esoterische beïnvloeding van de academische wereld. Deze netwerken zijn niet louter buiten-academische onderzoeksonderwerpen, maar maken zelf deel uit van de universiteit. In hen worden Evola, Benoist of Dugin niet “onderzocht”, maar gepropageerd. Tegen deze achtergrond vind ik het alarmerend hoe EASR mijn bezorgdheid heeft weggewuifd en er blijkbaar geen enkel probleem mee heeft om ermee geassocieerd te worden op de site van Ares Verlag.

Wat gaat er mis in een universitair landschap waar dergelijke verwijzingen worden afgedaan met retoriek van naiviteit, irrelevantie en collegialiteit? Misschien zit er geen boosaardig masterplan achter dit alles, zoals mij door een aantal redelijke mensen werd verzekerd, maar het moet op zijn minst openlijk worden aangepakt in plaats van ontkend en gebagatelliseerd.

Na dit alles kan ik alleen maar concluderen dat esoterische studies aan een ernstig gewetensonderzoek toe zijn. Als ik echter kijk naar de “stichtende liga”, dan zie ik in recente debatten het tegendeel. Ik heb de sociale media van Pasi’s voorzitter Wouter Hanegraaff meer dan een half jaar gevolgd en was geschokt door zijn polemiek tegen het zogenaamde post-modernisme, feminisme, marxisme, de Frankfurter Schule en kritische theorie, post-kolonialisme enzovoorts, terwijl hij standpunten van mensen als Jordan Peterson of de Poolse regering prees. De vijandigheid van deze hooggeplaatste esoterische academici tegenover alles dat met links geassocieerd wordt (al dan niet terecht, want veel ervan zijn gewoon nieuwe onderzoeksmethoden) was eerst moeilijk te begrijpen voor mij, maar het werd steeds duidelijker toen ik te weten kwam wat ik hier laat zien.

Wat dit alles nog ernstiger maakt, is dat deze problemen al meer dan een decennium geleden zijn besproken. Ik was verbijsterd toen ik een toespraak vond van Wouter Hanegraaff uit 2009, waarin hij het heeft over “Politiek en de studie van de Westerse Esoterie”. Ik vond die toespraak bizar als ik denk aan alles dat ik tot nu toe heb ontdekt. Ik kopieer enkele passages waarin Hanegraaff elke beschuldiging van extreem-rechtse banden probeert te ontkennen met vele, vele woorden die spreken over “informatiecontrole en manipulatie van kennis”, over “propagandamachines” en censuur en een soort samenzwering van de mainstream tegen esoterie:

“Een van onze taken als geleerden is om de complexe relaties tussen esoterie en politiek grondig, kritisch en met aandacht voor nuance en detail te bestuderen. Onder onze eigen leden is in dit opzicht belangrijk pionierswerk verricht door bekende specialisten als Nicholas Goodrick-Clarke en Hans Thomas Hakl,…

Sommige van de beste geleerden in de studie van de esoterie, velen van hen leden van onze vereniging, hebben op een bepaald punt in hun loopbaan de pijnlijke ervaring opgedaan zichzelf te zien vermeld of “ontmaskerd” als een apologeet van extreem-rechts of als een crypto-fascist. En het is voorspelbaar dat degenen wier onderzoek zich specifiek heeft gericht op de verbanden tussen fascisme en esoterie, in dat opzicht bijzonder kwetsbaar zijn geweest.

Voor een professionele academische organisatie als de onze is dit verschijnsel te belangrijk om te negeren. De populaire associatie tussen esoterie en fascisme zal zeker steeds weer opduiken, in de populaire media en elders, en daarom zouden wij als vereniging voor de studie van de Westerse esoterie er beter eens ernstig over nadenken. En wat meer is, ik geloof dat de associatie verre van toevallig is. Uiteindelijk, zou ik willen stellen, is het een weerspiegeling van diepe structuren in de Europese cultuur die te maken hebben met de complexe dialectiek van gelijktijdige aantrekking en afstoting tussen de bijbelse monotheïstische tradities enerzijds, en de “heidense” tradities van het platonisme en hermetisme anderzijds. Als ik mij niet vergis, raakt deze dialectiek aan de kern van ons studiegebied.

Een andere reden waarom wij ons zorgen moeten maken over de populaire associatie van esoterie met fascisme, tenslotte, is dat het een cruciale testcase vormt voor de vraag hoe serieus wij het nemen om de grondslagen van de academische onderneming te verdedigen. Laat me uitleggen wat ik hiermee bedoel. Als wetenschappers zijn wij toegewijd aan kritische methodologieën die historisch, sinds de 18e eeuw, een cruciale emancipatoire rol hebben gespeeld door de politieke dominantie van het traditionele religieuze gezag te ondermijnen en de grondslagen van de moderne seculiere democratieën te helpen leggen. Afgezien van het brute geweld, vereist de uitoefening van politieke macht gewoonlijk controle van informatie en manipulatie van kennis; en vanuit dat perspectief is de wetenschappelijke nuance die met kritische methodologieën gepaard gaat noodzakelijkerwijs een onwelkome hindernis. We kunnen deze logica aan het werk zien in de propagandamachines van elk totalitair systeem dat we uit de geschiedenis of in onze eigen tijd kennen; maar in minder extreme vormen is het een standaardverleiding voor iedereen in een politieke machtspositie. De gangbare techniek van informatiebeheersing is die van geheimhouding en verhulling, dat wil zeggen voorkomen dat de gewone bevolking toegang heeft tot “geheime” informatie: een praktijk die zeer problematisch is vanuit het gezichtspunt van kritische wetenschap, die een open debat vereist op basis van volledige toegang tot alle relevante informatiebronnen. Een andere techniek is dualistische vereenvoudiging. Gevoelige kwesties moeten worden vereenvoudigd om duidelijke en ondubbelzinnige grenzen te trekken tussen “goed” en “kwaad”, de “good guys” en de “bad guys”, “wij” en “zij”. Maar kritische academische wetenschap is, in scherp contrast hiermee, gebonden aan het in twijfel trekken van dergelijke vereenvoudigingen en vraagt eerder aandacht voor complexiteit, nuance en ambiguïteit. Daarom ondermijnt of verstoort zij de doeltreffendheid van de politieke macht. In plaats van retoriek vereist het argumenten; in plaats van geruchten of insinuaties vereist het bewijzen; in plaats van gemakkelijke generalisaties vereist het vaak moeilijke analyses. Door dus de harde en moeilijke weg naar kennis in te slaan, ondermijnt de kritische wetenschap noodzakelijkerwijs de politieke macht en controle.

Het is daarom voorspelbaar dat als esoterici zich op gevoelige politieke terreinen begeven – en in aanzienlijke mate is het hele esoterische terrein een gevoelig politiek terrein! – zij kunnen ondervinden dat de wapens van de vereenvoudiging tegen henzelf worden gericht, dat pogingen zullen worden gedaan om de vrije verspreiding van informatie en kennis te beperken, en dat zij persoonlijk kunnen worden aangevallen.

..

Een ander voorbeeld brengt ons terug bij het thema esoterie en extreem-rechts. Wetenschappers die de relatie tussen politiek en esoterie bestuderen, moeten om redenen van nauwkeurigheid en eerbiediging van historische bewijzen de aandacht vestigen op de reële verscheidenheid van historische fascismen en rechtse ideologieën, die in de verschillende Europese landen en culturele tradities zeer uiteenlopende vormen hebben aangenomen en niet allemaal over één kam kunnen worden geschoren. Maar ook hier kunnen wetenschappers die het debat op een hoger academisch niveau trachten te tillen door aan te dringen op nuance, complexiteit en betrouwbare kennis, helaas beloond worden met het feit dat zij worden afgeschilderd als apologeten voor het fascisme, die het water vertroebelen door de scherpe grenzen tussen goed en kwaad te doen vervagen, en daarom in aanmerking komen voor censuur en uitsluiting van het academisch debat. Dergelijke gevallen zijn het pijnlijkst wanneer zij worden ingegeven door zuiver politiek opportunisme, bijvoorbeeld wanneer academische instellingen geleerden of wetenschappelijke projecten uitsluiten louter uit angst voor wat hun collega’s, de media, of financiële sponsors zouden kunnen zeggen.

Dit brengt mij tot mijn conclusie, die zeer eenvoudig is: verantwoordelijke wetenschap vereist morele en politieke moed. Dit geldt voor de wetenschap in het algemeen, maar het is bijzonder relevant in een domein als de studie van de esoterie. We zijn niet alleen bezig met het schrijven van aardige en veilige artikelen of boeken over interessante groepen en persoonlijkheden, of met het bevorderen van onze carrière in de academische wereld. Als geleerden zijn wij veeleer bezig met een inherent politieke onderneming, waarbij wij “het nastreven van kennis” moeten verdedigen tegen “het nastreven van macht”. Respect voor feiten en aantoonbaar bewijs, vasthouden aan kritische argumentatie, en een open debat zonder censuur van meningen zijn geen vanzelfsprekend gegeven: integendeel, zij zijn noodzakelijkerwijs problematisch en onwelkom vanuit het perspectief van de macht, en moeten daarom door elke nieuwe generatie wetenschappers telkens opnieuw worden verworven en verdedigd. Deze strijd is niet gemakkelijk, en men kan niet op veilig spelen. Maar het doel is de moeite waard: een open samenleving gebaseerd op het vrije nastreven van kennis: een samenleving in feite waarin het onderscheid tussen orthodoxie en ketterij betekenisloos is geworden. Natuurlijk weet ik dat zo’n samenleving klinkt als een utopie. Maar ook al zal het misschien nooit worden bereikt, onze taak als geleerden is de weg te bewandelen die erheen leidt.”

Niet alleen is dit geen in het reine komen met een zeer problematisch verleden, maar het is een voortdurende ontwikkeling, een agressieve verdediging van mensen als Goodrick-Clarke, Hakl en de met hen verbonden netwerken. Dat deze verdediging van extreem-rechtsen gericht is tegen samenzweerderige “propagandamachines” die de samenleving moeten controleren, weerspiegelt motieven die we maar al te goed kennen. Het helpt niet dat Hanegraaff polemiseert tegen post-modernisme/marxisme/feminisme/kritische theorie/post-kolonialisme…. en mensen vraagt om de “rode pil” te slikken en hun gedachten te “deprogrammeren”. Dit alles is een overname van nieuw techtse, Alt-Right, en andere extreem-rechtse retoriek tegen het “post-modernisme” en de veronderstelde ondergang van het Avondland.

Het gebruik van dergelijke taal en ideeën wordt afgedaan als “naiviteit”, zoals ik van verschillende mensen in esotericisme-studies heb gehoord. Er wordt gezegd dat er geen kwade wil achter zit. Er wordt gezegd dat de mensen in kwestie zich alleen maar “bezighouden” met hun onderzoeksobjecten. Ik kan het niet eens zijn met een dergelijke conclusie, nu ik de bewijzen heb gevonden, die zeker slechts het topje van de ijsberg vormen. Ik denk dat deze bagatellisering gevaarlijk is. We hebben hier te maken met een decennialange ontwikkeling, een ontwikkeling die al in 2009 openlijk werd besproken. Een ontwikkeling die meer algemene tendensen weerspiegelt waartegen elke wetenschapper, ongeacht politieke opvattingen of carrièrefase, stelling moet nemen. Zolang het toegeven aan extreem-rechtse ideologieën in esotericisme-studies niet alleen wordt geaccepteerd, maar ook agressief wordt verdedigd, heb ik er geen belang bij mijn academische carrière in een dergelijke omgeving te beginnen. Ik hoop dat deze tekst de noodzakelijke verandering zal stimuleren die deze omstandigheden zou kunnen veranderen.

Marie Lucille