Stilte is de grootste katalysator van nazigif

Demonstranten bij een Leids protest tegen Baudet. Ze hebben hun vuist in de lucht. Op kartonnen borden staat te lezen "Toen niet, nu niet, nooit meer fascisme" en "Weg met Baudet".
Bij het protest tegen Baudet op 16 maart in Leiden.

Ik ga jullie een verhaal vertellen over een Duitse man. Dit is een verhaal dat ik liever niet had hoeven te vertellen. Een verhaal met heel veel scheuren en verlies. Een verhaal dat ik talloze keren goed heb laten aflopen in mijn hoofd omdat ik het zo graag wil.

Dit verhaal gaat over een Duitse man die midden jaren dertig merkt dat de grond onder zijn voeten zijn vijand is. Dat de straten zeggen dat hij ongewenst is. Dat hij zijn beroep niet meer mag uitoefenen omdat een landgenoot met absolute macht vindt dat hij geen mens is.

De maatregelen zorgen ervoor dat zijn landgenoten hem niet meer herkennen. Ze vinden dat hij hun levensgeluk kapot maakt. Ze willen meer ruimte voor zichzelf. De Duitse man leert dat het komt door zijn afkomst. Het gaat veel te snel. Hij voelt de grond onder hem wegzakken.

Het Duitse recht spuugde gif in zijn gezicht. Hij keek in de spiegel. Sinds hij ongewenst was, keek hij steeds vaker naar zijn zwarte haar. Hij wist dat het foute boel was. Enorm foute boel.

Op de ochtend dat hij het vijandsbeeld van zijn landgenoten aankeek in de spiegel wist hij het zeker. Hij moest vluchten. En hij was niet de enige die vluchtte. 140.000 landgenoten waren net zo bang voor hun eigen spiegelbeeld als hij dat was.

De Duitse man vluchtte naar Nederland. Hij keek in Nederland in de spiegel en zag een nieuw land waar hij gedwongen was om nieuwe wortels aan te leggen. Hij zag nieuwe vrienden. Hij zag veel meer vrijheid. Hij vond relatieve rust. Zijn zwarte haren waren hier geen gevaar.

In Nederland komt hij de liefde van zijn leven tegen. Zijn leven voelt licht aan. Hij gaat er Duitse woorden van opschrijven. Liefdesgedichten. De giftige woorden in dezelfde taal die tegen zijn bestaan gericht zijn, smelten weg.

Als hij in de spiegel kijkt, ziet hij ook zijn vrouw staan. Hij is gelukkig. Tot hij nog beter in de spiegel kijkt en ziet dat zijn vrouw bang is. Heel bang. Ze moeten onderduiken. Ze zijn twee van de 25.000 joodse Nederlanders die moesten onderduiken.

Op straat waren er inmiddels Nederlanders te vinden die voor 7 gulden 50 heel hard op zoek waren naar een vijand. Het regime had heel goed door dat er niet zoiets als goed of fout bestond en dat als je mensen geld aanbood, ze net even iets harder hun best deden.

De Duitse man en zijn inmiddels zwangere vrouw vonden ook geen veiligheid op hun onderduikplek. De buren hadden de politie gebeld. Ze werden vervoerd naar een uithoek van Nederland. Een plek waar niemand last van hen had. Een plek waar niemand hen zag.

Een plek die alleen donkerte kende. Het bleek een verzamelplek. Een doorvoerplek. De geschiedenis zou er een portaal naar de hel van maken. De vrouw bevalt daar, tussen alle ellende, van een kind. Doordat haar man een Duitser is, krijgen ze keer op keer uitstel.

Zijn moedertaal zorgt ervoor dat de Duitse man en zijn gezin jaren mogen blijven waar de meesten maar maximaal een paar weken verblijven. Hij krijgt er werk. Hij mag zelfs in dezelfde ruimte slapen als zijn vrouw en zijn kind.

Maar ineens worden ze met z’n drieën toch vervoerd naar het oosten. Dat de man Duits was, was toch een breekbaar privilege. De man weet nog niet dat de donkere plek in het oosten de laatste plek is waar hij zijn vrouw en zijn kind zou zien. Het privilege was relatief.

Hij moet zijn vrouw en zijn kind achterlaten. Hij wordt vervoerd naar een plek die veel later een van de synoniemen van het kwaad zouden zijn voor veel mensen. Hij ziet daar giftige monsters aan het werk. Sadistische, martelende en moordende monsters.

Monsters die machines voor hun groteske gif hadden gebouwd. Als hij in de spiegel kijkt, ziet hij niets meer dan enge monsters. De grond onder hem bestaat uit gebroken glas. Op die plek verblijft hij maar kort.

Het is inmiddels januari 1945 en de monsters vinden dat hij een stuk moet gaan lopen. Op blote voeten waar scheuren in zitten. In veel te dunne kleren door de Poolse winter. In die winter zou hij altijd blijven. Hij zou maar 26 jaar oud worden.

Zijn vrouw en zijn kind zullen overleven. Ze keren terug naar Nederland. De vrouw komt erachter dat niet alleen haar hemel gebroken is en haar familie en vrienden allemaal zijn vermoord, maar dat haar bezittingen ook allemaal gestolen zijn. Haar basis was weg.

Haar huis was door de buren ingenomen. Weg was weg, nietwaar? Ze leerde dat pragmatisme een vuil wapen kan zijn. En toen ze zich bij de gemeente meldde, kreeg ze een welkom terug in de vorm van twee jaar huurschuld. Had ze maar niet zo lang weg moeten blijven.

Ze kreeg van haar landgenoten ook geen warm welkom. “Wat doe je hier?” “Waarom heb jij het overleefd?” “Van wie is dat kind?” “Ben je een h**r? Dat komt wel vaker voor bij jullie, toch?” Dat kind is inmiddels twee jaar oud en krijgt de giftige haat te goed mee.

Het kind van de Duits-joodse vader groeit op met echo’s. Echo’s waar ooit mensen van elkaar hielden. Waar mensen feesten vierden. Waar mensen elkaar trouw beloofden. Alles was kapot. Ontzettend kapot. De grond waar het kind op liep, zat vol met scheuren.

Op school zag hij de blikken van klasgenoten. Van docenten. Van ouders. Van klasgenoten. Het waren blikken van medelijden. Blikken van schuld. En in sommige blikken zat giftig kwaad. De laatstgenoemde blikken zou hij het beste onthouden. Die blikken vereisten actie.

Het kind wordt een volwassen man en gaat studeren. Hij zal veel leren over het politieke systeem. Waar verworden idealen eigenlijk tot pragmatisme? Waar verdwijnt politieke moraliteit precies? Waar zitten de remmen van het politieke systeem als er gif gebrouwen wordt?

De vergaarde kennis helpt de man de blikken van anderen beter te kunnen verwerken. Nu zijn het zijn studiegenoten. Er zijn blikken vol medelijden. Vol schuld. “Ik had iets kunnen doen maar ik deed niets” was de blik waarbij de man zijn landgenoten gerust moest stellen.

En de kwade blikken waren zeker niet weg. En dat terwijl zijn landgenoten zeiden dat ze de Holocaust allang vergeten waren. “Ach, het is zo lang geleden.” De man wist dat de ogen van zijn landgenoten iets anders zeiden dan hun woorden. De man is altijd op zijn hoede.

Wat bedoelden mensen precies met “Het is zo lang geleden”? Het was nu twintig jaar geleden dat zijn vader op blote voeten in de Poolse winter verdween. Zijn moeder kreeg bij elke voor haar onbekende auto die haar straat inreed nieuwe hoop. Zou het dan toch haar man zijn?

De man wordt ouder. De tijd zorgt ervoor dat alleen de kwade blikken van zijn landgenoten overblijven. De monsters die zeiden dat de man niet mocht bestaan, zouden alleen nog bestaan als hij zijn ogen dicht deed.

De man krijgt een kind. En hij beseft heel goed dat het bijzonder is dat hij leven doorgeeft, terwijl hij veertig jaar geleden niet mocht leven. Hij zal het kind leren hoe pragmatisme bijna altijd zal winnen van moraliteit.

“Mensen zijn niet wat ze zeggen, mensen zijn wat ze doen” zal zijn gouden regel zijn. Hij leert haar dat mensen onder druk meestal kiezen voor hun eigen veiligheid. Die gouden regel geldt ook voor alle mensen die zijn kind moet gaan vertrouwen.

Ze leert haar ogen dicht te doen bij dingen die mensen haar vertellen. Wat doen ze nu eigenlijk als het erop aankomt? Ze leert dat bijna iedereen ABSOLUUT geen antisemiet is, al zeggen ze het zelf. Maar dat tegen antisemitisme handelen meestal niet zo’n heldhaftig verhaal is.

Ze leerde excelleren. Ze leerde sneller en slimmer te zijn dan haar klasgenoten op school. Altijd een voorsprong. Overal waar ze kwam, zou ze zorgen dat ze de beste was. Men noemt haar een streber. Maar kennis is iets dat enge monsters haar niet zouden kunnen afpakken.

De eerste vraag die ze mensen stelt, nadat ze zeker weet dat ze zullen handelen mocht het weer zover zijn, zal “Wat doe je tegen nazisme?” zijn. Soms zal ze die vraag in stilte stellen en positief antwoorden, omdat ze weet dat het goed zit.

Ze zal in groepen waar ineens giftige monsters die racisme, antisemitisme, homohaat en misogynie heten, leren om nooit haar mond te houden. Die stilte heeft ervoor gezorgd dat haar opa zichzelf niet meer herkende in de spiegel, maar een vijandbeeld moest aankijken.

Ze belooft zichzelf dat ze zichzelf nooit zal verstoppen. Ze belooft zichzelf dat ze de politie nooit zal bellen. En vooral: ze belooft zelf te handelen als er nazisme speelt. Aan een theoretisch uitgesproken moraal heeft niemand wat.

En een theoretisch uitgesproken moraal is zo lang na de Holocaust prachtig om aan te horen. Ze vindt het gemakzucht. Ze krijgt er een vieze smaak van in haar mond.

Het wordt weer heel donker. Ze kijkt in de spiegel. Gelukkig ziet ze haar eigen spiegelbeeld terug. Ze kijkt naar de media die nazisme aan het publiek voeren. Als ontbijt. Als lunch. Als avondeten. “Wij doen gewoon ons werk als journalisten. Dit speelt in de maatschappij.”

Ze leert dat nazigif altijd een optelsom is. Ze leert dat nazigif profiteert van het slechte geheugen. En dus zorgt ze ervoor dat ze de sommen kent. Elk getal valt te plaatsen. Altijd. “Artikel George Soros ingetrokken”. Ze schrijft hier “oktober 2018” bij en begint te tellen.

“Waarom PewDiePie, ondanks controverses, nu 100.000.000 abonnees heeft”. Ze schrijft hier 2019 bij en maakt zich zorgen over de achteloosheid waarmee journalisten smijten. Waarom zou je een antisemiet een podium geven?

“Hoe de man die vorig jaar werd weggestuurd, terugkeerde bij Forum voor Democratie”. (Filmpje, vanaf 20 seconden.) Wederom 2019. Ze ziet dat het goed is dat ze slim is, want nazi’s kunnen veel bereiken als ze hun gif verpakken in ‘universitair’ gebral. En daar trappen journalisten in. Ze noemen een nazispeech “legendarische woorden”.

Ze leert strepen zetten in haar hoofd. Er zijn journalisten die weten dat het goed mis is en journalisten die “gewoon hun werk doen”. Ze leert alles te onthouden. Echt alles. Ze leert dat vooral Nederlandse journalisten nooit “sorry” zeggen, maar “het was onze intentie niet”.

Ze leert dat een groep heel makkelijk te beïnvloeden is. Daarom let ze bij elke nieuwe groep heel goed op. Hoe werkt de groepsdynamiek? Wie heeft er het meest te zeggen? Wordt er iets gedaan met kritiek? Hoeveel ‘volgers’ telt de groep?

Ze leert altijd waakzaam te zijn. Overal. Waar kan het eventueel onveilig worden? Bij wie is het wel veilig? Altijd blijven polsen. De radar staat 24 uur per dag en 7 dagen per week aan. Ze leert dat continue waakzaamheid niet de gewoonte is voor de meeste mensen.

Mijn opa heeft Auschwitz niet overleefd en werd 26 jaar oud. Mijn vader overleefde de Holocaust en is 77 jaar oud. Mijn oma heeft haar hele leven haar man gemist. Ik ben de kleindochter van mijn opa en oma. Ik ben de dochter van mijn vader. Ik ben 36 jaar oud.

Ik ben er. Ik leef. Ondanks of dankzij alles. Als ik nu in de spiegel kijk, zie ik mezelf (nog) terug. Maar ik ben voor het eerst echt bang voor de tijd. En voor de snelheid waarmee nazigif zich verspreidt.

Mijn angst zet ik om in boosheid. Ik ben verdomme te trots en ik pieker er niet over om me te verstoppen. Ook niet als De Volkskrant een nazistische prent afdrukt en daarna non-excuses neerpent (ik noteer 19 april 2021).

Wil je me helpen? Laat het niet stil zijn. Laat het in hemelsnaam niet stil zijn. Stilte is de grootste katalysator van nazigif. Stilte heeft ervoor gezorgd dat nazigif normaal is geworden. Begint oom Jan in de familieapp over Zwarte Piet? Trek je mond open.

En let goed op jezelf en elkaar. Het is helaas heel hard nodig. Ik maak me enorme zorgen. De Tweede Kamerverkiezing van afgelopen maart gaf ruim dertig zetels aan de PVV, Forum voor Democratie en JA21. En over de VVD wil ik het niet hebben. Linkse partijen zijn weggevaagd.

Het is niet normaal dat Thierdepier de Oppernazi wordt uitgenodigd bij talkshows. Of dat er nauwelijks kritische vragen worden gesteld door journalisten als hij geïnterviewd wordt. Laat het niet wennen. Blijf waakzaam.

Deborah

(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)