Wie “tokkies!” roept, helpt Wilders steviger in het zadel

Het eerste punt is: onszelf opstellen als betweterige betere mensen. Dat noem ik snobisme. Het komt in de buurt van wat in links-academische kringen met het nogal verwarrende woord “klassisme” wordt aangeduid. Het betreft de neerbuigende, soms regelrecht elitaire houding waarop velen van ons de aanhang van Wilders, de menigten in Steenbergen, Geldermalsen en Heesch, te vaak bejegenen. Typeringen als “dom volk”, “tokkies” en “Neanderthalers” weerklinken in dit verband bij herhaling. Dat is tamelijk rampzalig. Die “domheid” – of je dat als geringe intelligentie, lage opleiding of een combinatie van beiden ziet – is niet verwijtbaar. Het is geen goede reden om mensen neer te sabelen. Niet als je er een egalitair waardenpatroon op na houdt, zoals anti-fascisten doorgaans toch doen. Gelijkwaardigheid van mensen onderstrepen, en tegelijk hele bevolkingsgroepen afschrijven als onontwikkelde stomkoppen is niet consistent. Het is deze hypocrisie waar rechtse voorvechters van de “tokkies” genadeloos op inspringen met hun vertoog over linkse elite en grachtengordeltypes. Als wij ons opstellen als hoog ontwikkeld en goed opgeleid en daarom beter, als we neerbuigend doen over laagopgeleiden met weinig ontwikkeling, dan is het niet raar dat veel van die laagopgeleiden iemand die de zogenaamde hoogopgeleide beterweters stevig de wacht aan zegt, luid toejuichen. Die kaart speelt Wilders met zijn verhaal over linkse elite en grachtengoldel. Elke keer dat tegenstanders van Wilders diens aanhang wegzetten als tokkies, versterken die tegenstanders de band tussen die zogeheten tokkies en hun aanvoerder Wilders. Minachting van mensen vanwege vermeende gebrekkige intelligentie en/of al te reële lage opleiding, maakt het voor Wilders makkelijker om de woede van deze mensen – die vaak indirect in hun ondergeschikte klassepositie wortelt – af te buigen en tegen links te richten, in plaats van tegen mensen en structuren die deze mensen op hun lage positie houden. Het maakt het de knokploegen die hier en daar opduiken makkelijker om zich in te kleden als “bezorgde burgers”, “gewone mensen” die te hoop lopen tegen die “arrogante types uit de grachtengordel” met hun “universitaire vriendjes” die “niet (willen) weten wat er echt speelt” bij die “gewone mensen”. Natuurlijk is die inkleding leugenachtig. Het betreft hier fascistenbendes, embryonaal of meer dan embryonaal. Maar het is niet zinnig om de inkleding de schijn van geloofwaardigheid te helpen geven met ons taalgebruik, onze woordkeus en onze houding tegenover relatief arme mensen die te vaak wel maar gelukkig vaak ook niet achter fascistische politici aanmarcheren.

Peter Storm in Anti-fascisme, wel en wee (Ravotr)