We vragen ons nooit af wat racisme eigenlijk kost

Dat anti-racisten het recht op demonstreren – alweer – was ontnomen door bestuurders en een politiekorps dat liever handen schudt met racistische wetsovertreders. Dat bewindslieden hier begrip voor hadden. Dat een krant, die onder hetzelfde bedrijf valt als deze krant, daarna niet pal voor burgerrechten ging staan, maar opriep tot het tijdelijk inperken van vrijheden. Dat extreem-rechts die vermoeiende discussie, die nooit het niveau van schmink en pruiken ontstijgt, heeft geïnfiltreerd. En dat liberaal wit, dat zich graag distantieert van neonazi’s die basisscholen binnenvallen, de anti-racistische agenda plots claimt. Maar op een manier die anti-racisten schaadt omdat het zich presenteert als het redelijke alternatief: wel voor verandering, maar niet zo drammerig als die radicalen, hoor. Het veilige midden. Maar zonder die radicalen konden mensen als Arjen Lubach niet op het schild gehesen worden als held tegen deze gênante traditie – ik weiger de racistische karikatuur nog bij naam te noemen. Lubach kan in zijn comfortabele positie als witte man met lollig doen achter een bureau zich een strijd toe-eigenen zonder het woord “racisme” te gebruiken. Een strijd waar anderen voor in elkaar zijn geslagen, opgepakt en banen hebben verloren.

Seada Nourhussen in We vragen ons nooit af wat racisme eigenlijk kost (Trouw)

(Achter een betaalmuur, maar wel te lezen wanneer je ‘anoniem’ het web opgaat.)