Als je “Black Lives Matter” zegt, dan moet je kritisch gaan kijken naar de fundamenten van onze samenleving

Bij het Black Lives Matter-protest in Zwolle op 7 juni 2020. (Foto: Jan Kees Helms)

Het is de week van 1 juli, Keti koti, een Surinaams begrip dat “Verbroken ketenen” betekent. Het symboliseert de officiële afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 in de toenmalige koloniën Suriname en de Nederlandse Antillen. De mensenhandelaren, dus zij die mensen jarenlang hadden gegijzeld, verminkt, mishandeld, verkracht en vermoord, ontvingen driehonderd gulden per vrijgemaakte slaaf voor de inkomsten die ze nu misliepen.

In Suriname was het zo dat mensen die waren vrijgemaakt helemaal geen gebruik konden maken van die “vrijheid”. Ze werden namelijk verplicht om nog tien jaar te blijven werken op de plantages. Pas op 1 juli 1873 waren ze echt vrij. Op een van die plantages, La Prospérité, in Suriname werd op 1 juli 1913 mijn oma geboren. Haar moeder staat in de registers te boek als veldmeisje, men kocht haar destijds voor 25 gulden.

Vorige week droomde ik met mijn oma. We spraken over de afgelopen maand. Over de wereldwijde Black Lives Matter-protesten, de enorme aantallen mensen die zich aansloten bij demonstraties in Nederland. Over activisme en over hoe leven op zich al een daad van verzet kan zijn.

Ik merk dat ik zo graag optimistisch en hoopvol wil zijn, echt wil geloven dat dit een keerpunt is in de geschiedenis. Want ja, er lijkt echt iets te gebeuren, na al die tijd en heel veel strijd lijkt er een omslagpunt te zijn. Jarenlang hebben activisten gestreden voor verandering. Gevraagd om gehoord te worden. Geprobeerd om hun perspectief te tonen. Nu lijkt het te lukken, lijken mensen bereid om echt stappen te zetten.

Optimisme

Toen ik de avond van 3 juni na de demonstratie in Rotterdam het achtuurjournaal keek, toen ging het over “witte mensen”, er werd gesproken over institutioneel racisme. Dat wat daar gebeurde, dat er op die manier en in die termen werd gesproken, dat is het werk van activisten. De activisten die steeds weer dit soort zaken agendeerden, zij die protesteerden. De mensen die zijn uitgelachen, weggehoond, bedreigd. Zij die soms hun baan kwijtraakten, hun vrienden, familie, en hun veiligheid – maar die ondanks dat alles weigerden om te zwijgen. Zij die steeds weer en in tientallen variaties “Black Lives Matter” riepen, ook al wilden de mensen die dat nu ook roepen dat helemaal niet horen.

Dus ja, er is optimisme en de hoop dat men echt massaal wakker is geworden.

Maar tegelijkertijd zie ik nog te veel gelegenheidsactivisme, teveel opportunisme. Ik zie teveel mensen die “Black Lives Matter” roepen, maar tegelijk wél zeggen dat ze de grenzen vooral dicht willen houden.

Ik vraag mij echt af of al die witte “Black Lives Matter”-roepers, en zij die een gebalde vuist de lucht in staken, vanaf nu ook hun collega’s aanspreken op racistische uitspraken? Durven ze in te springen als iemand door de politie op grond van huidskleur aangehouden wordt? Of is het gewoon makkelijk roepen en zijn ze uiteindelijk niet bereid daadwerkelijk iets te doen – wat je misschien ook iets gaat kosten.

Gaan witte mensen hun privilege inzetten om zwarte mensen aan het woord te laten in plaats van óver hen te spreken? Durven ze pijnlijke en oncomfortabele gesprekken te voeren en durven ze kritisch naar zichzelf en hun eigen rol te kijken?

Ik zou echt graag hoopvol juichen dat dit het begin is van dé grote verandering. Dat vanaf nu racisme en het bestrijden ervan overal hoog op de agenda staat. Maar ik voel het niet. Ik wil het eerst zien. In beleid, in gedrag. Niet alleen als een plaatje op Facebook of Instagram, niet alleen als een selfie met een hashtag op een demo.

Wat doen?

Want al die politici die nu bijna allemaal erkennen dat racisme een probleem is? Super mooi, maar wat gaan ze doen dan? Een keer aansluiten bij een demo en dan gewoon weer door zoals het eerder ook al ging?

De enige reden dat een politicus als Mark Rutte nu over racisme wil praten, is omdat dit politiek handig is in verband met de komende verkiezingen en de publieke opinie die aan het veranderen is. Maar hij zegt NERGENS dat hij dingen fout heeft gedaan of wat hij en de regering vanaf nu anders gaan doen.

De VVD voert al tien jaar een beleid waarin racisme en uitsluiting de basis zijn en deze partij geeft NIKS om zwarte mensen. Men ziet de massale opkomsten bij de demo’s en daar wordt men zenuwachtig van. Wat heel goed is. Want laten we racisten vooral bang en nerveus maken.

Volgens onze minister-president kan de politiek niets aan racisme doen. Mensen moeten dat zelf oplossen en elkaar op nare opmerkingen wijzen. Over institutioneel racisme wil de premier het niet hebben. Dus de premier legt de bal bij de samenleving zelf om institutioneel racisme op te lossen, want volgens hem “doet de politiek al alles wat ze kan doen”. Daarnaast blijft hij het over racisme hebben als een gevoel dat mensen hebben, een nare ervaring, in plaats van te erkennen dat er sprake is van structurele ongelijkwaardigheid op basis van huidskleur.

Wat is het doel van gesprekken voeren als je niet bereid bent om beleid te maken of waar nodig aan te scherpen of te zorgen dat bestaande wetten echt strikt gehanteerd worden? Maar natuurlijk staat Mark Rutte met zijn VVD in de politiek niet bepaald alleen in het “laten we in gesprek gaan” en het daar dan ook bij laten.

Zwarte stemmen

De pijnlijke waarheid is dat de meeste politici in dit land niks geven om zwarte stemmen. Ze geven om witte stemmers. Voor echte veranderingen is praten niet genoeg. Er is werk te doen. Want het is een megaklus om structuren en instituten die al eeuwenlang in werking zijn te veranderen. Dat lukt alleen als men kritisch durft te kijken naar bestaande denkbeelden en privileges.

Als je “Black Lives Matter” zegt en het ook echt meent, dan is het je plicht om kritisch te gaan kijken naar de fundamenten waarop we onze samenleving hebben gebouwd. Dan moeten de rotte stukken uit de fundamenten worden gehaald en als dat niet lukt, moeten die fundamenten worden gesloopt en moet men er nieuwe voor in de plaats leggen. Dan moet je het aandurven om zowel letterlijk als figuurlijk helden van hun sokkels te halen omdat ze niet passen in een samenleving die streeft naar gelijkwaardigheid. Daar ga je bij een deel van de bevolking niet populair mee worden. Daar moet je lef voor durven tonen. Gelukkig hebben de activisten het al wel makkelijker gemaakt.

Onze lange geschiedenis van slavernij, kolonialisme en racisme heeft in alle aspecten van onze samenleving haar sporen achtergelaten. De ketenen zijn verbroken, de nazaten van de tot slaaf gemaakten dragen voor eeuwig de littekens. 1 juli is Keti koti en op die dag in 1863 kwam er formeel een einde aan de lange periode van slavernij. Maar het systeem dat toen werkte, dat werkt vandaag de dag nog steeds. Institutioneel racisme werkt nog steeds, bij de belastingdienst, binnen de politie, in het onderwijs, in de gezondheidszorg. Op alle gebieden heeft dat systeem nog invloed op het dagelijks leven van mensen. Het stelt mensen structureel achter, het sluit mensen structureel uit en het beschadigt mensen.

Kolonisatie en slavernij met de daarbij behorende plunderingen, moorden, verkrachtingen, vernederingen en geestelijke manipulatie zijn de fundamenten waar ons land op is gebouwd.

Afbreken

Wat je ziet in de VS maar dus ook hier in Nederland tijdens de protesten. De protesten van “Black Lives Matter zijn het verzet tegen een systeem dat eeuwen geleden is gebouwd en al eeuwen netjes wordt onderhouden door witte mensen. Een systeem dat afgebroken moet worden.

Ik ben de derde generatie na het veldmeisje van La Prospérité. Mijn geschiedenis en de geschiedenis van heel veel anderen is Nederlandse geschiedenis. Wij zijn hier omdat jullie daar waren. Wij zijn onderdeel van de geschiedenis, maar ook van de toekomst. Want wij zijn hier en gaan nergens naar toe. Wij zijn Nederland. Dus laten we op 1 juli stilstaan, herdenken, erkennen. Maar laten wij ons vooral voornemen om het systeem van institutioneel racisme af te breken. Omdat Black Lives Matter.

Sandra Salome