Nooit meer Indië: de zes denkfouten van Kester Freriks

Kunnen we Freriks volgen? Het beginpunt is niet zo onaardig. Hij wil de zuivere gevoelens van zijn jeugd – al valt die in de jaren vijftig en moeten we het begrip tempo doeloe daarvoor wel behoorlijk oprekken – kunnen luchten. Wie zal hem zijn jeugdsentiment willen ontzeggen? Maar hij laat het daar niet bij. Hij extrapoleert als het ware de persoonlijke ervaring. Niet alleen de goede herinneringen verdienen hun plaats onder de zon, maar het koloniale bestel als zodanig verdient een rechtvaardiging. (Merk op hoe “tempo doeloe”, een aanduiding voor de goede oude tijd, naadloos overvloeit in “koloniaal verleden”, dat dus meteen in een warm licht komt te staan.) Freriks geeft geen analyse van de goede of slechte kanten van het koloniale regime. Hij ontkent niet dat het kolonialisme ook zijn donkere kanten had. Maar zijn doel is ook niet om een “balance sheet of empire” te geven. Al lezend merken we dat Indië voor hem een gevoel is, die van de Nederlander voor wie het verblijf in de tropen niets minder dan een avontuur was. Er is een passage die dit gevoel aardig weergeeft: “Ik stel me de Europeaan in de tropen voor, levend in het hart der duisternis, omringd door de nieuwe geluiden en vreemde geuren, ver weg van de westerse samenleving en de westerse cultuur.” Dit gevoel, die intense oriëntalistische belevenis die de kolonie voor de witte man betekende, bepaalt in essentie Freriks liefde voor tempo doeloe. Daarmee raakt hij inderdaad een koloniale snaar. Veel expats in de kolonie zouden deze ervaring kunnen onderschrijven. Maar elders schrijft Freriks ook: “Ik kan me inbeelden zo’n blanke te zijn die op de galerij de lange avond en de nacht doorbrengt, zoals misschien… mijn ouders, als zovelen. ‘Klimaatschieten’ heette dat. Daarom is het misplaatst van Indië een zwarte litanie te maken na het loflied dat het land altijd te beurt viel. Daarmee snijden we het land en de tijd daar los van de betekenis die het had.” De historisch waarschijnlijk juiste weergave van de in-en-in koloniale romantiek krijgt hier een flinke slinger. We schijnen niet alleen te vergeten dat het mooi was om ’s avonds op de galerij in het hart van de duisternis te staren, maar hij claimt de geschiedenis in naam van die ervaring en maakt van elke koloniale kritiek een aanval op zijn levensgevoel. Ervaring, geschiedenis en moraal zijn hier onontwarbaar verstrengeld.

In Nooit meer Indië: de zes denkfouten van Kester Freriks (Nederlandseboekengids)